De vervelende klas bestaat niet!?

Je ervaart geen grip, geen kennisoverdracht, je slaapt slecht en je ego brokkelt af. Het zijn de zure ingrediënten van een ‘vervelende klas’. Zelfs ervaren docenten kunnen er stuk op lopen. Wat gebeurt er in zo’n klas? En hoe krijg je de controle terug? ‘De klas is een spiegel. Als de klas vervelend is, zegt het ook iets over jou.’

Jasmijn Vermeer (52) was na zeventien jaar op dezelfde school toe aan een nieuwe uitdaging. Een carrièreswitch die bijna leidde tot een burnout. “De klas, een groep 7/8, stond bekend als moeilijk”, vertelt ze. Dat kwam vooral door twee leerlingen: Paul, een jongen met ADHD en ‘autistische trekken’ en Pleun, een bazig meisje met ‘divagedrag’. Beide leerlingen trokken de aandacht naar zich toe en daarin namen ze andere kinderen mee.

“Met een nieuwe juf voor de klas gedroeg Paul zich nog zenuwachtiger dan normaal. Terwijl ik de rekenles uitlegde, zong hij steeds luid dezelfde regel van een liedje door de klas: ‘En…. je onderbroek is vuil.’ Alle kinderen moesten lachen. Achteraf is het grappig, maar op dat moment zat ik er mee: wat te doen? Wat kan ik nog meer verwachten?” Ondertussen zorgde ook Pleun voor drama. Ze rende de klas uit, als ze een uitleg niet begreep, en trok de deur hard achter zich dicht. Ook manipuleerde ze andere meisjes door te dreigen hun geheimen te verklappen. ‘Geef hem een duw, anders vertel ik dat je verliefd bent op X.’ De meisjes waren bang voor haar.”

 Opgefokt wakker

“Dat ik niet aan lesgeven toekwam, frustreerde me verschrikkelijk. Ik begon aan mezelf te twijfelen. Voor het eerst van mijn leven werd ik ’s nachts opgefokt wakker met de gedachte aan werk. Voor mijn gevoel stevende ik af op een burnout.”

Samen met de ouders, haar directeur en de leerkracht die de groep jaren daarvoor had, zocht Jasmijn naar individuele oplossingen voor Paul en Pleun. Met de klas volgde ze een programma voor fysieke, mentale en sociale vaardigheden: Rots & Water. De interventies zorgden er op termijn voor dat er weer rust kwam. In haar leven, en in de klas. “Gelukkig maar dat ik nooit dacht: ik moet dit in mijn eentje oplossen. Vanaf het begin was ik open in het team over de moeilijkheden die ik ervoer. Ik heb steun nodig, zei ik en die kreeg ik. Zonder dat was ik er misschien op stuk gelopen. Iets wat ik nooit had verwacht.”

Leerkracht Denis Broeksma (30) ging bijna onderdoor aan een groep 8, waar hij twee maanden na de zomer als een naïeve beginner inviel. Subgroepjes in de klas verstoorden om beurten zijn orde. “Als ik het ene groepje stil had, begon er weer een ander clubje te praten. Ik was alleen maar brandjes aan het blussen.” Onderling reageerden de kinderen fel op elkaar met lichamelijk geweld – duwen, schoppen, slaan – en agressief taalgebruik. ‘Houd je bek’, ‘Rot op!’, ‘Wat lul je nou?’ “Mijn voorganger was een autoritaire meester. Ik bleef véél langer dan ze gewend waren rustig en vriendelijk.”

 Doodmoe

“Aan het eind van de dag was ik doodmoe en dacht ik er vaak aan te stoppen. Toch ging ik er de volgende ochtend weer voor. Ik wilde de kinderen bereiken, en ze niet uit de weg gaan. Achteraf ben ik blij dat ik heb doorgezet; ik ben er een betere leerkracht door geworden.”

Dat je samen met de klas regels opstelt, zodat het niet alleen de klas van de meester is, maar ‘van ons’ is iets dat Broeksma nu direct oppakt. Ook stapt hij sneller naar collega’s toe als hij zich met een situatie geen raad weet. “In het begin probeerde ik alles zelf op te lossen. Ik moet het alleen kunnen, dacht ik. Maar zo is het niet: de school is verantwoordelijk en iedereen is bereid te helpen. Als ik eerder hulp had gevraagd, had me dat veel meer rust gegeven.”

 Groepsvorming

“De vervelende klas bestaat niet”, stelt Anton Horeweg, een leerkracht en gedragsspecialist (Master SEN) met 34 jaar ervaring en een voorkeur voor gedragslastige leerlingen. “Op het moment dat je denkt: ‘Wat een vervelende klas!’ Dan komt het niet goed. Want dan zeg je: wat er gebeurt, heeft niets met mij te maken.” Hoe hij kijkt naar zo’n klas? “Over het algemeen geldt dat de kinderen niet gericht zijn op leren, maar op elkaar. Daarom doen ze niet wat je zegt. En dat is vervelend.”

Wie een vervelende klas wil voorkomen, zet in op groepsvorming, adviseert hij. Niet alleen in de eerste weken, maar ook daarna. “Want een groep is in beweging. Altijd.”

Horeweg laat de kinderen kennismaken met hem (inclusief een foto van zijn vrouw, een filmpje van zijn skate-hobby en hoe hij met de metro naar school komt) en laat de kinderen op dezelfde manier met elkaar kennismaken. “Waarom? Heel simpel: als je iemand niet kent, vind je hem of haar ook niet leuk. Elkaars aardige kanten zien, ervaren dat je dezelfde dingen leuk vindt, dat schept een band die er later voor zorgt dat je elkaar wilt steunen.”

Ook praat hij met ze over hoe ze willen zijn. “Alle kinderen willen deel uitmaken van een leuke klas! Bij iedere verstoring daarvan, is het van belang dat je stopt met de les en erover gaat praten. Hoe kwam het? Had iemand kunnen helpen? Het is belangrijk dat ze leren dat ze als groep verantwoording dragen voor elkaar. Bij ruzie zeggen de wegkijkers vaak verongelijkt ‘maar ik deed niets!’ Ik zeg dan: ‘Ik wil dat je de volgende keer wél wat doet!’ Degene die boos is, kan niet meer nadenken, dus moeten wij dat voor hem doen.”

 Verwijderingsprotocol

“Leerlingen die schade berokkenen, moeten dit kunnen herstellen.” En: “Iedere leerling heeft het recht begeleid te worden met zijn specifieke begeleidingsvragen.”  Dat vindt Herald Hofmeijer, lerarenopleider bij de Hogeschool van Amsterdam. Die uitgangspunten klinken logisch, maar staan lijnrecht tegenover het denken in straffen en belonen dat hij vaak op bassischolen tegenkomt. In de oplopende trap van ongewenste gedragingen en daarbij passende straffen, ontdekte hij onlangs een ‘verwijderingsprotocol’ op een grootstedelijke basisschool. Het beschrijft wanneer leerlingen die maar niet snappen dat hun gedrag ‘ontoelaatbaar!’ is, geschorst kunnen worden. Het schokte hem. “Gedrag mag als lastig bestempeld worden, maar hiermee schrijf je leerlingen af.”

Hij vervolgt: “De meest succesvolle factor in de aanpak van ongewenst gedrag is de attitude van de docent, waarbij iedere leerling zich welkom en waardevol voelt.” In die context is straffen geen optie, evenals zeggen ‘deze leerling hoort hier niet’. Wat wel? Een houding kweken die voortkomt uit een gevoel van ‘ik kan het niet’, vandaaruit kan je naar ‘wat heeft deze leerling nodig?’ en dan naar ‘hoe kunnen wij dat bieden?’ Hofmeijer: “Een klas die je niet onder controle hebt, is frustrerend. Het geeft je het nare gevoel dat je incompetent bent. Met een verwijderingsprotocol help je leerlingen niet, maar stuur je kinderen weg die een gevoel van incompetentie afgeven.”

“Je komt er alleen uit wanneer je accepteert dat dit zo is, en zelf ook begeleiding nodig hebt. Als dat lukt, zit je in een organisatie waar iedereen leert, ook de leraren.”

Storingscode

Zo’n omgeving is de vrije school in Emmen, vindt Sippie Schat, die daar al 33 jaar werkt, thans als kleuterjuf. In het verleden begeleidde ze twee lichtingen kinderen van de eerste tot de laatste klas. Je zou dan maar een vervelende klas hebben!

“Zo’n klas bestaat niet”, vindt zij. “Het valt of staat met wie er voor staat”, lacht ze. “Natuurlijk speelt er wel eens iets. Vooral vanaf de vierde klas. Rond hun 10e komen karaktereigenschappen sterker naar voren, en kunnen kinderen anderen meetrekken in hun gedrag. Dan is het zaak op te letten, met collega’s en ouders te praten en jezelf af te vragen: past mijn manier van lesgeven nog bij de manier waarop de klas zich heeft ontwikkeld.”

Hoewel kleuters nog gezeglijk zijn, maakt Schat ook hier soms spannende groepsdynamieken mee.

Bijvoorbeeld toen drie van de 28 kinderen de rust in de kring wekelijks verstoorden door niet mee te doen, de kring uit te lopen, te schreeuwen. Schat pakte het meteen aan. Sprak met de ouders en collega’s, zocht voor de drie kinderen aparte oplossingen, en is dankbaar voor de proactieve klassen-assistent. “De klas is een spiegel. Dus als een klas vervelend is, zegt het ook iets over jou. Met hun gedrag vragen kinderen in- of expliciet: ‘Geef mij duidelijkheid en grenzen en soms ook wat speling, want we zijn aan het puberen. Als je die signalen niet opvangt, loopt het uit de rails.”

Pasklare oplossingen zijn er overigens niet bij ‘lastige klassen’, besluit Hofmeijer. Het is immers geen storing op een cv-ketel waarbij je de storingscode opzoekt en de oplossing in het begeleidende boekje vindt. “Iedere groep is anders, iedere docent is anders. Je moet continue reflecteren op jezelf en je professionele attitude. Soms vragen studenten: Herald, wat moet ik doen? En dan zeg ik: de enige die antwoord daarop kan geven, dat ben jij zelf.”

 De naam Jasmijn Vermeer is een pseudoniem. Haar echte naam is bij de redactie bekend.

[kader]

Tien Tips

  1. Zet een stap terug

Kom je aan lesgeven niet toe? Zet een stap naar achteren: wat gebeurt er eigenlijk? “Hoe eerder je daarmee begint, hoe sneller je grip hebt op de groep”, is de ervaring van meester Denis Broeksma. “Laat het idee dat je een les af moet maken op zo’n moment even los.”

2. Doorbreek je eigen routine

Soms is de dynamiek in een groep zo extreem dat je ze uit elkaar zou willen halen, maar die ruimte is er meestal niet. Bovendien los je daarmee het onderliggende probleem niet op. Wat altijd kan, is je eigen patronen doorbreken. “Misschien ging het jaren goed. Maar als dat niet aansluit bij de behoefte van de klas, is het tijd voor iets anders”, zegt juf Jasmijn Vermeer.

3. Vraag advies aan collega’s

Blijf niet in je eentje ploeteren. “Als ik eerder hulp had gevraagd, had me dat veel meer rust gegeven”, zegt Denis Broeksma achteraf. Leerkracht Sippe Schat: “In gesprek met collega’s over een kind kom je tot plannen en ideeën om aan de onderliggende problemen te werken.”

 4. Stel samen klassenregels op (en houd je eraan)

Drie tot vijf klassenregels volstaan. Zoals: we zijn aardig voor elkaar; we zijn rustig in de school; we zijn netjes met de materialen en de omgeving. “Wanneer iemand met een gum gooit of dwars door een ander heen praat, wijs ze dan weer op de regels, zodat ze blijven leven. Op den duur corrigeren de kinderen elkaar”, zegt leerkracht Anton Horeweg.

 5. Blijf altijd rustig

Hoe rumoerig het ook is, blijf zelf altijd rustig, adviseert Denis Broeksma. “Probeer er niet overheen te schreeuwen, want zij zijn met meer. Je trekt toch aan het kortste eind.”

6. Leer de zwijgende meerderheid hun verantwoordelijkheid kennen

In een lastige klas bevinden zich een hoop ‘wegkijkende’ leerlingen. Investeer in een sociaal emotioneel vaardigheidsprogramma dat kinderen leert hun verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf en voor de groep. De website van het Nederlandse Jeugd Instituut beschikt over een databank van effectieve jeugdinterventies.

 7. Zet in op groepsvorming

Niet alleen in de eerste weken, maar gewoon altijd, raadt leerkracht Anton Horeweg aan. Een groep individuen wordt een groep wanneer er gezamenlijke doelen zijn waarbij ze elkaar nodig hebben, vult lerarenopleider Herald Hofmeijer aan. “Onderlinge competitie is daarin een storende factor, blijkt uit onderzoek.” Plan een schoolkamp in het begin van een schooljaar, in plaats van aan het eind, daarvan profiteer je mogelijk de rest van het jaar, adviseert hij.

8. Zit er kort op

“Stel jezelf twee lijnen voor waarbinnen iets stuitert”, zegt meester Anton Horeweg. “Als je niets doet, stuitert het buiten het lijntje.” Je moet er dus kort op zitten. Even oogcontact kan voldoende zijn. Kinderen hebben soms niet door dat ze storen.

 9. Laat ze niet alleen in de pauze

Het speelkwartier is het meest onderschatte onderdeel van het onderwijs. Daar vinden ruzies, sorry-momenten en plagerijen plaats. “Daar moet je de sterkste docenten neerzetten om het groepsproces en de leermomenten in banen te leiden”, vindt Herald Hofmeijer.

10. Luister naar de kinderen

Vroeger zei Anton Horeweg tegen een kind dat iets vervelends had gedaan: ‘Waarom deed je dat nou?’ Nu zegt hij: ‘Jij hebt dit kapot gemaakt en ik maak me zorgen.’ Ik probeer te ontdekken wat zij denken en voelen. “Kinderen gaan niet naar school met idee: ik ga met iedereen ruzie zoeken.” Daarom stelt hij zich kwetsbaar op. Heb ik iets verkeerd gezegd waar jij last van hebt? “Ja, u geeft mij altijd de schuld.” Of het nou waar is of niet, dat kunnen kinderen zo ervaren. ‘Hoe kunnen we dit samen oplossen?’