Pedagogisch verantwoord aanraken

Het aanraken van leerlingen is omgeven met spanning. Wanneer is het aanraken van leerlingen pedagogisch juist? Tussen gepast en ongepast zit een groot grijs gebied, zo blijkt. Zomaar op schoot zitten, is niet de bedoeling.Maar als je communiceert ‘Ik raak je niet aan’, dan wijs je een kind af.’ Hoe moet het wel?

Een aai over de bol, een plagend duwtje, een troostende knuffel. Lichamelijk contact bevestigt de identiteit van een leerling en het bevordert de relatie met de leerkracht.

Toen Robert Mienstra (61) begon als docent Nederlands gebeurde het aanraken van leerlingen nog onbewust. “Je legde bijvoorbeeld even je hand op de schouder van een leerling, terwijl je achter hem stond en samen een moeilijke zin las.” Na incidenten met ongewenste intimiteiten in de media kwamen er opeens regels, herinnert hij zich. “Bij individuele gesprekken met leerlingen moest je de deur van je kamer open laten staan. Voor die tijd voerde iedereen die gesprekken met de deur dicht. Dat was normaal.”

Na Benno L. en Robert M. werd aanraken nog meer beladen. Mienstra: “Nu is de heersende opvatting: ‘Pas op met het aanraken van leerlingen, want voor je het weet sta je met een zwart balkje over je ogen in de krant.”

Aanraken is een levensbehoefte. Het leidt tot verbondenheid met jezelf, de ander en de wereld om je heen. Maar de laatste jaren is het ‘liefdevol aanraken’ van leerlingen geen vanzelfsprekendheid meer. Uit angst voor incidenten kiezen scholen voor een instrumentele aanpak die lichamelijk contact met kinderen beperkt of verbiedt. Dat leidt tot krampachtige afspraken.

Troosten

“Bij ons mogen de kinderen tot groep 4 op schoot om getroost te worden. Daarna niet meer”, aldus Jesse Bolsius (25) groepsleerkracht in Krimpen aan de IJssel. Of het wel eens voorkomt? Ze twijfelt. “Ja. Nee. Eigenlijk niet.” Ook in groep 3 al niet meer.” Of ze voorzichtiger geworden is? “Laat ik het zo zeggen: mijn deur staat altijd open. Ik geef kinderen soms nog wel een aai of een knuffel, maar ik ben het me altijd bewust.”

Stagiaires ziet ze nog wel eens een kind spontaan optillen of op schoot nemen. Die worden daar altijd op gecorrigeerd, vertelt ze. Robert Mienstra heeft dezelfde ervaring. “Waarom nam je het kind op schoot?, vraag ik hen achteraf. Meestal hebben ze er niet over nagedacht en doen ze het, omdat ze het leuk vinden. Maar dan doe je het eigenlijk voor jezelf en daar gaat het niet om in het onderwijs. Een aanraking moet een pedagogisch doel dienen.”

Voor mannen ligt het aanraken extra gevoelig. Een aantal mannelijke medewerkers in peuter- en kleutergroepen koos de afgelopen jaren een andere werkomgeving. Zo ook een collega van Mienstra. “Hij werd door sommige ouders aangekeken alsof hij Benno L. zelf was.”

Als juf gaat Bolsius voor en na de zwem- en gymles de kleedkamers van zowel de jongens als de meisjes in. Niemand die daar de wenkbrauwen bij fronst. Haar mannelijke collega gaat de kleedkamer van de meisjes niet in. “Dat is eigenlijk heel krom”, vindt Bolsius.

Nat van de tranen

‘Pas daar mee op’, kreeg Arthur Krijgsman (41) onlangs van een collega te horen, nadat hij een ontroostbaar kind op schoot genomen had. ‘Als je een kind aanraakt en de ouder komt met een raar verhaal naar school weet ik niet wie ik moet geloven’, luidde de waarschuwing.

Krijgsman maakte drie jaar geleden de overstap van ict naar onderwijs, nadat hij merkte hoeveel energie de omgang met zijn eigen kinderen hem gaf. “Dat miste ik in het bureauwerk.” Momenteel is hij lio-stagiair in de kleutergroepen. Zijn favoriete groep, want ‘kleuters verwonderen zich nog over alles’. Het onverwachte, spontane gedrag van kleuters vindt hij ook leuk. In het begin hanteerde hij strikte grenzen voor wat wel en niet toelaatbaar was. “Als een kind op schoot sprong, zei ik‘Dat mag niet, hoor’ of ‘Laten we dat maar niet doen’, terwijl ik het kind weer op de grond zette.” Sinds hij de literatuur over dit thema bestudeerde, laat hij het weer af en toe gebeuren. “Als je communiceert ‘Ik raak je niet aan’, dan wijs je een kind eigenlijk af. Dat staat mij tegen.” Dus nu is Krijgsman weer meer zichzelf. In zijn ogen hoort aanraken bij het leraarsberoep waarin je samen met kinderen aan hun ontwikkeling werkt. “Het begint al bij het geven van een hand ’s ochtends. Dan ben je ook in contact en probeer je even in dat koppie te kijken.” Zomaar op schoot zitten, is niet de bedoeling. Maar als een kind verdriet heeft, troost hij het. “Soms is mijn blouse nat van de tranen van zo’n kind. Daar kunnen we dan weer samen om lachen.”

Scheve gezichten

Twee van zijn kleuters plassen wekelijks in hun broek. In het begin van het jaar maakte hij hier afspraken over met de ouders. Of hij verschoont zelf of hij belt de ouders om het te komen doen. “Ik ben een man én ik ben veertig-plus. Ik wil geen scheve gezichten. In openheid en in contact met de ouders hoop ik misstanden te voorkomen.” Als hij een kind verschoond heeft, hoort de ouder dat meteen als die het kind komt ophalen.

Jesse Bolsius maakte mee dat een jongetje zijn broek in de klas naar beneden deed, omdat zijn piemeltje jeukte. Direct na het incident belde ze de moeder. “Het is belangrijk dat ouders het eerst van jou horen, zodat het verhaal geen eigen leven gaat leiden.”

In maart verscheen Pedagogisch contact – verbondenheid door aanraking van Simone Mark, pedagoog en onderwijskundige. Zij schetst hierin een kader voor fysiek contact in de pedagogische context. Mark werkte zelf jaren in het speciaal onderwijs. ‘Liefdevol aanraken’ was voor haar een normaal aspect van de communicatie met leerlingen. Toen de school gedragsprotocollen opstelde over lichamelijk contact, voelde ze zich onthand. Ze koos voor een vervolgstudie pedagogiek en onderzocht de pedagogische sensitiviteit van leraren en het aanraken van kinderen.

“Hoewel een mens niet zonder fysiek contact kan – het is één van de menselijke basisbehoeften – roept het fenomeen ook onmiddellijk veel spanning op”, zegt zij. “Een vraag als ‘Waar denk je aan bij aanraken?’ brengt ons in verlegenheid. We associëren aanraken met emotioneel geladen thema’s zoals liefde, intimiteit en seksualiteit.”

Protocollen komen voort uit onze neiging om dingen beheersbaar te maken. In haar boek beschrijft Mark dat deze protocollering de ontwikkeling van kinderen tekort doet. Omdat het de basis van de pedagogische relatie ontkent, waarin opvoeder en kind elkaar ‘van mens tot mens’ ontmoeten.

Identiteitversterkend

Tussen gepast en ongepast bestaat een groot grijs gebied (in haar boek op pagina 30).

Gepast zijn toevallige aanrakingen (bijvoorbeeld in het voorbijgaan), functionele aanrakingen (helpen neus snuiten), rituele aanrakingen (het geven van een hand) en aanrakingen met een zorgzaam affectief motief (kort vastpakken, troosten). Ongepast zijn bestraffende, erotische en mishandelende aanrakingen, zoals een ‘pedagogische tik’, strelen en slaan.

Maar mag je een leerling bij zijn kin beetpakken om het te begrenzen? Mag je stoeien met leerlingen? Mag je een kus geven of een arm om een middel leggen? Mark: “Een jongen viel zijn meester in de armen tijdens de crematieplechtigheid van zijn moeder. Dat staat niet in een protocol. Het voelde goed voor de leerkracht. Had hij hem moeten afwijzen?”

Zorgzaam affectieve aanrakingen kunnen de leerling steunen en bemoedigen, benadrukt Mark. “Hierdoor voelen leerlingen zich gezien en erkend in hun behoeften, dit is identiteitversterkend. Ook versterkt dit de relatie tussen leerkracht en leerling.” Voorwaarde is dat de leerling de aanraking gewenst vindt. “Je moet je voortdurend afvragen of jouw handelen ten dienste is van de ontwikkeling van de leerling. Het perspectief innemen van de leerling; daar gaat het om bij aanraakgedrag.”

Mooie oplossingen

Robert Mienstra las het boek van Simone Mark en volgde haar masterclass. Eerst leidde dat tot een verhoogd bewustzijn, nu is het onbewust onderdeel van zijn alledaagse reflecties, en leidt het soms tot mooie oplossingen, ervaart hij.

Toen hij zijn arm om de schouder van een uit de klas gehold verdrietig meisje legde, begon ze te praten en kwam de oplossing. Tegen een jongetje dat snel afgeleid is zei hij: ‘Joh, vind je het goed als ik af en toe even je hand vastpak? Dan heb ik je aandacht weer.”

Sommige kinderen houden niet van aanraken. “Ze deinzen terug of blijven sowieso op afstand. Ook daar houd ik rekening mee. Het moet goed zijn in de beleving van het kind.”

Simone Mark hoopt dat haar boek ervoor zorgt dat het gesprek op gang komt, waardoor scholen bewuster met dit onderwerp om zullen gaan.

In wat voor tijd leven we dat ik me moet afvragen of ik een kind een aai over de bol mag geven?, is het gevoel van veel leerkrachten. Arthur Krijgsman is reëel: “Je moet er wel mee bezig zijn. ‘Je mag een kind niet aanraken’, hoor ik steeds. Dat is naar. Vooral als je bedenkt dat sommige mensen er dus van uitgaan dat jij slechte intenties hebt.”

“Het makkelijkst is zeggen: ‘Ik raak een kind niet aan.’ Dat is het meest veilig. Maar ik denk dat je kinderen daarmee tekort doet. Ik zou dan ook niet mezelf zijn. Dan kan ik net zo goed weer de ict in gaan.”

Pedagogisch Contact – Verbondenheid door aanraking van Simone Mark.

128 pagina’s uitgever Centrum voor Pedagogisch Contact.

Prijs €18,-

ISBN 978-90-823524-05