Slim gebruik van digitale media geeft scholen de ruimte om minder met administratie en meer met individuele ontwikkeling van leerlingen bezig te zijn. Maar er zijn haken en ogen. Het schoolteam moet mee, bestaande methoden moeten worden opgebruikt en geschikt educatief materiaal ligt nog niet voor het oprapen.
‘Wat een ouwe troep’, moppert Maurice de Hond als hij de deuren van een ‘moderne’ basisschool achter zich sluit. In de zoektocht naar een school voor zijn kleuter Daphne (vastgelegd in de documentaire ‘Een school voor mijn dochter’) leert hij dat basisscholen zich nauwelijks aanpasten aan het digitale tijdperk.
Sterker nog: de scholen zien er nog exact hetzelfde uit als ruim dertig jaar geleden toen zijn vier – inmiddels volwassen – kinderen er naar toe gingen. In plaats van zijn kind naar een ‘museum’ te sturen dat haar ‘voorbereid op het verleden’, komt opiniepeiler De Hond (die in 1995 in een boek al de eerste digitale revolutie aankondigde) er gaandeweg toe een nieuwe basisschoolvorm op te richten waar de tablet een centrale rol heeft. Hij vernoemt het schooltype naar Steve Jobs, medeoprichter van Apple die in 2011 overleed, en richt O4NT op: een vereniging van scholen die kiezen voor ‘Onderwijs voor een nieuwe tijd’. Na de zomer van 2013 gingen de eerste zeven scholen van start. Inmiddels zijn 22 scholen met dit onderwijsconcept aan de slag en is er van één van de scholen (Het Tweespan in Heenvliet) een positief inspectierapport.
De inmiddels 5-jarige Daphne gaat naar een nieuwe school in een nieuw gebouw in Amsterdam en haar vader is bestuursvoorzitter. “Dit is wat ik voor ogen had toen ik op zoek was naar een school voor mijn dochter”, zegt hij.
Efficiënter
De Ontplooiing belooft leerlingen ‘de nieuwste techniek te gebruiken, om ze voor te bereiden op de wereld van morgen’. Digitale technologie is verankerd in de schoolfilosofie en het schoolsysteem. Ieder kind heeft een tablet die dient als werkboek en agenda. Op basis van een individueel ontwikkelingsplan schrijft het kind zich (samen met zijn ouders) iedere week in voor workshops en instructielessen. “De vraag die we ons bij het ontwikkelen van het schoolplan stelden, was steeds: welke zaken kan je dankzij de nieuwe technologie beter en efficiënter regelen op school? Dat is een cruciaal verschil met scholen waar de computer aan het bestaande systeem wordt toegevoegd.”
“Als je tablets gaat gebruiken om pdf’s te verspreiden, is er geen meerwaarde. Dan doet het alleen iets met de zwaarte van de tas.” Het is een kwestie van op de juiste manier met het medium om leren gaan: “Kijk naar de introductie van de televisie. In het begin zag je de tv-presentator voorlezen wat er op papier stond, maar dat was nog niet waar de meerwaarde van tv in schuilde. Dan kon je net zo goed naar de radio luisteren.”
Eigen tempo
Kinderen werken op De Ontplooiing in ateliers en volgen de normale basisschoolvakken. Dertig tot veertig procent van het werk gebeurt op de tablet. Bij de kleuters is dit twintig tot dertig procent.
Reken- en taalinstructie krijgen de kinderen van de leerkracht. Een kind dat nog niet kan klokkijken, tekent hiervoor in. Het oefenen (en automatiseren) van het klokkijken gebeurt op de tablet via de app. “Iedere dag moeten de leerlingen zestig opdrachten rekenen en zestig opdrachten taal maken”, aldus De Hond. De apps Rekentuin en Taalzee bieden leerkrachten de mogelijkheid om te zien wanneer kinderen inloggen, hoeveel werk ze verrichten en hoe de kwaliteit van het werk is.
Oefenen op de tablet stelt de leerling in staat om op zijn eigen tempo te werken, en het bespaart de leerkracht veel tijd. Als een vraag fout is, zie je dat meteen. Wanneer de vragen steeds goed worden beantwoord, volgen automatisch opgaven van een moeilijker niveau. “Leerlingen hoeven zich niet te schikken naar het tempo van de klas. De tijd die leerkrachten hierdoor winnen, wordt geïnvesteerd in talentontwikkeling. Meer scholen roepen dat ze daar tijd in steken, maar in de praktijk is er geen tijd voor”, stelt De Hond.
Leren lezen doen de kinderen zowel via papier als via apps. Iedere dag na de lunchpauze is er tijd om – ook ‘ouderwetse’ – boeken te lezen.
Blokletters leren de kinderen met de app LetterSchool. Netjes aan elkaar leren schrijven, is niet meer belangrijk, vindt De Hond. Net zoals we niet meer hoeven te leren hoe we zelf dieren kunnen vangen en bereiden. “Dat was vijfduizend jaar geleden relevant, maar nu niet meer.”
Bamber Delver van de Nationale Academie voor Media en Maatschappij, het opleidings- en kennisinstituut voor mediawijsheid, onderstreept dat scholen met hun tijd mee moeten gaan. “Een digitale generatie groeit op. Als school kan moet je kinderen met deze nieuwe middelen leren omgaan.” Wat Maurice de Hond vanuit zijn vaderschap geïnitieerd heeft, ondersteunt hij: “De ontwikkeling van Steve Jobs-scholen gaat als een schokgolf door Nederland.” Delver is het niet op alle punten met De Hond eens, maar wel vindt de oud-docent maatschappijleer dat het onderwijs ‘zich moet losweken van zichzelf’.
Educatief materiaal
Dat begint met een visie. Delver: “Bedenk welke rol en functie digitale middelen kunnen innemen. Je ziet vaak dat scholen eerst de boel laten bekabelen, wifi instellen, en computers aanschaffen. En dat pas op het laatste moment gedacht wordt aan het belangrijkste: de educatie.”
“Een tablet is het minst belangrijk”, benadrukt hij. “De tablet is ingehaald door de smartphone en die wordt weer ingehaald door wearables als Google Glass. Laat je onderwijs niet afhangen van de apparatuur, maar van de wijze waarop je ermee omgaat. Het is een hulpmiddel, geen doel op zich.”
Dat zelfde zou moeten gelden voor het educatief materiaal. Er zijn nog steeds uitgeverijen die hun bestaande methode digitaliseren. “Een methode achter glas”, noemt docent aardrijkskunde David Pijpaert dat. “Dat is digitaal, maar niet vernieuwend.”
Zes jaar geleden schafte zijn scholengemeenschap Stad&Esch in Meppel de werkboeken af voor nieuwe brugklassers. Die kregen een laptop. “Het beleid was zoveel mogelijk digitale middelen in te zetten”, vertelt de docent die het proces van digitalisering begeleidde. Maar de technologie bleek zich sneller te ontwikkelen dan betaalbaar educatief materiaal. “Gevolg was dat docenten zelf materiaal moesten arrangeren.”
De VO-Raad ontwikkelde een aantal ‘open source’ digitale leerlijnen. Daarvan zijn online inmiddels 63 te vinden voor tien vakken, maar ze zijn niet allemaal leerdoeldekkend. Pijpaert: “Als de digitale leerlijnen leerdoeldekkend zijn, kan het tekstboek helemaal verdwijnen. Nu wordt per vaksectie materiaal geselecteerd: een stercollectie, een digitale methode of zelf maken en arrangeren.”
Digitale media kunnen het onderwijs verrijken, merkt Pijpaert, maar dat is niet standaard het geval. “Soms denk ik na de les: met pen en papier was het net zo goed geweest.”
Wipwap
“Hoezo nieuw?”, dacht Bertie Vink, schoolleider van twee basisscholen (Het Talent en De Regenboog) in Emmen, toen ze hoorde van de scholen met tablets. Zij schafte in 2011 de eerste tablets al aan. De toegankelijkheid van het apparaat sprak haar aan. “Je zet ‘m aan, beweegt je vinger heen en weer en bent aan het werk. Ik denk dat je met tablets beter kunt aansluiten bij de vaardigheden van kinderen en bij wat ze willen leren.”
Vorig jaar kocht ze 58 stuks voor de kleutergroepen en de bovenbouw van De Regenboog. Bij de kleuters staan de tablets in een hoek, net als de bouw- en de huishoek. Soms leren ze woordjes via een app over de zee van Juf Jannie. Ze werken er een uur tot maximaal anderhalf uur per week op. In de andere groepen werken ze maximaal anderhalf uur per dag op de tablet. Omdat de rekenmethode afliep, schafte Vink een losbladige methode aan (‘waar we gemakkelijk weer mee kunnen stoppen’) en nam ze een abonnement op Rekentuin. De leerlingen werken er veertig minuten per week mee. Ook doen de leerlingen soms taal, spelling en nieuwsbegrip op de tablet en gebruiken ze de tablet om dingen op te zoeken bij wereldoriëntatie. “Ook maken kinderen presentaties die we vanaf de tablet kunnen streamen naar het digibord.”
Toen Vink hoorde van de plannen van De Hond zocht ze contact en sloot zich aan bij O4NT. Ze kreeg gesponsorde hoezen cadeau via O4NT en via de website vindt ze applicaties van goede kwaliteit.
De transformatie van de school gaat met ‘ups en downs’, bekent ze. Voor de nieuwe school van De Hond stonden 150 digi-minded sollicitanten in de rij, maar als leider van een bestaande school moet ze de aanwezige neuzen dezelfde kant op krijgen. “Door het gebruik van digitale technologie verandert de organisatie. Daarin moet je iedereen meenemen.”
Pecunia
Daarbij kost de inzet van nieuwe technologie geld. Vink polste de ouders via een enquête. “De ouders ondersteunen het gebruik van tablets, maar willen er geen geld aan uitgeven.”
De aankoop van de eerste tien tablets bekostigde ze uit een innovatiesubsidie. De latere exemplaren betaalde ze uit een opgespaarde ouderlijke bijdrage. Maar er zijn meer kosten. Het geschikt maken van het wifi-netwerk voor schoolgebruik kostte ook 2.000 euro Tot slot kosten de applicaties nog geld en moeten bestaande methoden eerst opgebruikt worden. “Als de taalmethode over drie jaar is afgeschreven, neem ik in plaats daarvan een abonnement op een taal-app. Dat is een natuurlijk overgangsmoment. Nu zijn de apps allemaal nog extra en zit de school op een wipwap”, zegt Vink. “De meeste methodes gaan namelijk acht jaar mee.”
“Het is wat makkelijker als je methoden al bijna afgeschreven zijn”, reageert Maurice Hond. “Voor een nieuwe school is het simpel. Dan gebruik je het startbedrag dat je van de overheid krijgt voor de tablets en de virtuele infrastructuur.”
Bertie Vink verzoent zich met de langzame weg die voor haar ligt. “Ik hoef niet helemaal voor de troepen uit te lopen. De extra tijd geeft bovendien de kans op betere software. Ik hoop op een app die de persoonlijke ontwikkeling van een kind volgt. Daarmee kan je als school écht een efficiencyslag maken.”