Wick (8) is doof, maar gedraagt zich als een horend jongetje. Hij bloeide op in de klas van juf Ina op De Krullevaar in Hoogeveen. ‘Ik ben niet anders. Ik ben gewoon Wick.’
Foto: Joost Grol
Als 1-jarige kreeg Wick Westert een hoorimplantaat dat geluiden omzet in elektrische pulsen die de gehoorzenuw stimuleren; zo kan hij horen. Wick beweegt en praat als ieder ander jongetje op de christelijke Jenaplanschool De Krullevaar. Maar juf Ina gaat anders met hem om. “Ik moet hem niet van een afstand roepen, want dat hoort hij niet.”
Zijn doofheid vraagt individuele aandacht. “Andere kinderen hebben soms aan een half woord genoeg. Wick niet. Ik moet hem alles duidelijk, woord voor woord, zeggen.” Ina loopt naar Wick toe als ze instructie geeft. Tikt hem even aan. Maakt oogcontact. Of ze knipt met haar vingers in zijn gezichtsveld en roept ‘Hé, meneer Westert’ om zijn aandacht te trekken. Informatie die de juf terloops meedeelt in de klas mist hij.
Wick kan liplezen en kent gebarentaal. Hoewel hij die gebaren momenteel liever links laat liggen. Hij wil namelijk geen doof jongetje zijn. Ina: “Hij richt zich op de horende wereld. Daar wil hij deel van uitmaken. Wick, die tot die tijd rustig in de kamer zat, wijst op een kaart aan de muur waarop staat hoe hij het voelt: ‘Ik ben niet anders’.
Ina tegen Wick: “Jij wilt niet anders zijn, hè? Je denkt: ik hoor, dus ik gebaar niet.”
Hij glimlacht naar zijn juf. “Ja!” Dat is precies zoals hij het bedoelt. “Ik ben niet anders. Ik ben gewoon Wick.”
Om 6.15 uur uit bed
Vanaf zijn derde ging Wick naar de dovenschool in Zwolle.
Iedere doordeweekse dag begon om kwart over zes. Om 7 uur reed de taxi voor om hem naar Zwolle te rijden, terwijl zijn drie oudere broers Mike, Niek en Luuk nog in bed lagen. “Verschrikkelijk, vond hij dat”, zegt zijn moeder Trinet Westert. Om kwart voor vijf kwam hij weer thuis. Te laat om nog met iemand te kunnen spelen. Hij zag dan meestal nog net de vriendjes van zijn broers vertrekken.
Vanaf zijn 4e mocht hij iedere woensdag naar de Krullevaar voor ‘sociale integratie’. Daar kwam al gauw de vrijdag bij. Juf Ina herinnert zich een jongetje dat de hele dag liep te stralen. “Hij vond het geweldig”, zegt ze. “De andere kinderen vonden hem en zijn gebarentaal reuze interessant.” Een koe boots je na door met twee handen boven je hoofd horens te vormen. Een geit gebaar je door net te doen alsof je aan je eigen denkbeeldige sik trekt. De juf doet het even voor, want Wick wil vandaag niet gebaren. “Hij houdt de gebarentaal wel bij”, benadrukt de juf. “Dat oefent hij met zijn moeder. Het is essentieel voor hem; als hij het uitwendige deel van zijn hoorapparaat afdoet, hoort hij immers niets meer.”
Moeder Trinet constateerde dat Wick blij naar bed ging als hij de volgende dag naar De Krullevaar mocht. En dat hij verdrietig was en slecht sliep als hij de volgende dag naar de dovenschool moest. Na het jaarlijkse schooluitje van De Krullevaar rende Wick op de directeur af en vroeg: ‘Meester Tjeerd, mag ik altijd naar deze school komen?’ De directeur schoot vol, vertelt moeder Trinet, en zei: ‘Ja, Wick, dat zou mooi zijn, hè.’
Dubbele rugzak
Trinet: “Wick hoorde alleen maar zijn ‘ja’, en was dolblij. Gelukkig kon het echt. De leerkrachten op de dovenschool merkten ook dat Wick er niet gelukkig was. Hij voelde zich niet thuis; veel meer dan andere dove kinderen richt hij zich op de horende wereld.”
Wick heeft nu een ‘dubbele rugzak’; goed voor ongeveer vijf uur begeleiding per week.
Op maandagochtend werkt juf Ina met hem de stof voor de komende dagen alvast door. Op dinsdag helpt de onderwijsassistente met rekenen en op donderdag komt de ambulant begeleider. Toetsen en dictees neemt Ina apart af. Want sommige letters zijn voor Wick lastiger te horen, zoals de combinatie ‘pt’ of de ‘w’ en de ‘j’.
Omdat hij niets wil missen van wat er gezegd wordt, oefent Ina met hem om keuzes te maken in wat hij hoort en verstaat in de klas. Tegen Wick: “Je wilt alles horen, en dat mag. Maar je hoeft niet alles te verstaan. Als ik iemand anders help, kun je beter met je eigen werk verder gaan.”
De andere kinderen proberen wel rekening te houden met Wick, merkt de juf. Bijvoorbeeld door niet met hun stoelen over de grond te schuiven. Dat geluid komt op een onverdraaglijke manier binnen via zijn hoorimplantaat, weten ze.
Wick komt goed mee, volgens juf Ina. “In het leesonderwijs ligt hij zelfs voor, mede doordat de dovenschool al eerder aandacht aan lezen besteed. Het is voor de taalontwikkeling van dove kinderen belangrijk dat het technisch lezen zo snel mogelijk geautomatiseerd wordt.”
In woordenschat heeft hij een achterstand van ongeveer een jaar. Hij pikt minder woorden op, doordat hij ze simpelweg minder vaak hoort. Moeder Trinet zag Wick opbloeien op De Krullevaar: “Ina is een geweldige juf die ziet wat hij nodig heeft. De dovenschool biedt een beschermde, fijne omgeving, maar staat ver af van de horende wereld waarin we leven, en waarop Wick gericht is. Daarin zal hij zijn weg moeten zien te vinden.”
(Interviewserie voor het Onderwijsblad)