‘Mijn leerlingen zijn niet de slimste’

‘Je gaat lesgeven aan niveau 2. Durf je het aan?’ Ja leuk, antwoordde Johan Goossens (1980) , Neerlandicus, cabaretier en roc-docent, naïef. De schok die de doelgroep bij hem teweegbracht, inspireerde hem tot een hilarische cabaretvoorstelling.

Een moeilijke jeugd, armoede, gescheiden ouders; dat had hij wel voorzien. Maar leerlingen die zelf baby’s baren, met wapens naar school komen, met moeders die in de prostitutie werken en vaders die in de bajes verkeren? Nee, dat verwachtte hij niet. “Ik had er eigenlijk een heel romantisch beeld bij.”

Goossens, zelf een voorbeeldig gymnasiumleerling die Nederlandse taal en letterkunde studeerde aan de universiteit van Amsterdam, leerde tijdens het sollicitatiegesprek dat het mbo verschillende niveaus kent. “Niveau 1 en 2 is het voormalige kmbo: kort middelbaar beroepsonderwijs. Niveau 3 en 4 is het oude mbo.”

In zijn voorstelling ‘Leer mij de mensen kennen’ zegt de roc-directeur het echter als volgt: “Niveau 1 zit in de gevangenis, niveau 2 zit nog net daarbuiten.” In zijn show geeft Goossens een inkijkje in zijn ervaringen op het roc. Het is cabaret, dus soms overdrijft hij de waarheid een tikkeltje. Op het podium onderstreept hij ook dat bepaalde dingen ‘waar gebeurd’ zijn. “Veel mensen vragen me: waarom ben jij les gaan geven op een roc? En dan zeg ik: ‘Omdat het kon.’

Uit de voorstelling: ‘De directeur vroeg: Heb je ervaring? Nee, zei ik. Een diploma dan? Ook niet. Goed, zei hij. Je kunt morgen beginnen met dertien klassen.’

Negatieve recensies op zijn tweede theatershow dwongen de cabaretier in 2010 op een andere manier zijn brood te verdienen. Ook wilde hij iets doen waardoor hij weer met zijn beide benen in de realiteit van de maatschappij zou staan. “Ik zat teveel alleen thuis. Ik las over Marokkanen en geweld en werd bang.” Omdat hij na de middelbare school een half jaar voor de klas stond op een dorpsschool in Ghana, solliciteerde hij als docent bij een roc.

Red Bull

Het idee om zijn ervaringen tot cabaret te verwerken, ontstond later. Het succes van zijn meezinger ‘Ik zit op het roc en neem nooit mijn boeken mee’ tijdens de kerstviering droeg eraan bij. “Dat is dus echt zo, hè?”, benadrukt hij. “Dat niemand zijn boeken mee heeft.” Ook het feit dat familie en vrienden ‘met klapperende oren’ naar zijn verhalen luisterden, motiveerden hem om er wat mee te doen.

Zijn eerste klas was een groep van ‘dertig Turkse en Marokkaanse jongens die een opleiding tot beveiliger volgden’. “Ik had ’s avonds een quiz voor ze gemaakt met moeilijke woorden en synoniemen. In de trein onderweg naar het roc dacht ik; hoe zorg ik in vredesnaam dat ze meedoen?”

Hij kocht op het station een paar blikjes Red Bull om de leerlingen te motiveren. Dat werkte. Maar de keren daarna moest hij iets anders verzinnen. “Ik zou niks verdienen als ik de leerlingen ieder uur met Red Bull aan de gang moest houden.” Na een jaar werken op een roc in Amersfoort begon hij in Amsterdam waar hij ook een mentorklas kreeg toegewezen.

In de voorstelling noemt hij enkele pijnlijke dialogen uit zijn werkdag. ‘Wat voor werk doet je vader?’ Die zit in de bak. En dan vroeg hij: ‘Goh, in welke plaats?’

Of: ‘Wat heb je lang over je vmbo gedaan.’ En dan bleek dat de leerling zelf een aantal jaren in een jeugdinrichting had gezeten. Of Goossens wel eens bang was voor zijn leerlingen? “Soms”, zegt hij. “Het niet aankunnen van de klas is één van de engste dingen die ik ooit heb meegemaakt.”

Bijvoorbeeld die keer dat drie kwartier na aanvang twee meiden de les in kwamen, terwijl ze een broodje mexicano weg kauwden. “Na een kwartier mag ik ze weigeren, dus ik zei: ‘Dames, jullie komen er niet in.’ Maar ze zeiden: ‘Tuurlijk wel. Sukkel. Klootzak.‘ En gingen zitten. Wat moet je dan doen? Ze bij de arm nemen als daar net een leraar voor is aangehouden? ‘Ga je me aanraken?’, bitste één van hen meteen.”

Goossens haalde zijn leidinggevende erbij, die de meiden meenam, maar twee minuten later zaten ze alweer in het lokaal. “Het ergste is: je hebt ze de volgende dag weer. Als je niet komt opdagen, wordt je angst alleen maar groter.”

Op aanraden van collega’s ging hij in gesprek met de klas over wat er allemaal mis ging. Dat hielp een beetje. Sommigen zeiden: ‘Dat ze u altijd uitschelden, vind ik zielig voor u, meneer.’ De leerlingen wezen feilloos aan wat er daarnaast zoal mis was. ‘Naïma slikt haar pillen niet, iedereen zit te eten en te bellen, niemand komt op tijd en heeft zijn boeken bij zich.’

Bent u homo?

Moet ik dingen anders doen?, vroeg hij de klas. ‘Ja, strenger optreden’, was het antwoord. En zo maakte hij een nieuwe start. “Ik werd er niet meteen heel consequent van, maar ik sta inmiddels wel bekend als iemand die niveau 2 aankan. Je moet kunnen improviseren, er de lol van inzien, niet al te gehecht zijn aan je vak. Het gaat meer over opvoeden. Persoonlijk contact is belangrijk. ‘Goed dat je er bent.’ Je moet ook niet teveel woorden van meer dan drie lettergrepen gebruiken. Dan begrijpen ze je niet.”

Goossens, die zichzelf als ´niet assertief´ omschrijft, leerde van niveau 2 hoe hij voor zichzelf op moest komen, vertelt hij. “Ze zijn direct, en trappen er niet in als je niet echt bent. In het begin zoeken ze meteen de confrontatie.”

Toen hij zichzelf voorstelde als nieuwe docent Nederlands vroeg een leerling. ‘Meneer, valt u op het mannelijk geslacht?’ Hij zei: ‘Je vroeg of ik homo ben?’ De leerling: ‘Ja, ik zeg het toch netjes’ Hij: ‘Ja, ik ben homo inderdaad.’ Vervolgens wilden ze weten of hij een vriend heeft, het ‘mannetje of het vrouwtje’ in de relatie is, en daarna ging het over kontje bonken.

In zijn voorstelling geeft Goossens aan dat hij er een leermoment van maakte: ‘Wat is de verleden tijd van kontje bonken?’ “Je moet er een beetje losjes mee omgaan”, legt hij uit. “De leerlingen kunnen er niet tegen als je autoritair gaat doen of zo’n vraag met een ‘Ik kom hier om Nederlands te geven’ beantwoord.”

Niet de slimste leerlingen

‘Als ik gewoon vertel over mijn werk op school, heb ik genoeg grappen voor een show’, realiseerde hij zich. De confrontatie met de wereld van laagopgeleiden, met een veelheid aan sociale problemen, was een schok voor hem. “Ik wist het niet. Ik dacht dat ik niet elitair was, maar feitelijk kende ik niemand die minder heeft dan hbo. En dat terwijl zestig procent van de Nederlanders mbo heeft of volgt.” Met zijn programma wil hij deze doelgroep laten zien. Hoewel hij momenteel nog één dag les geeft aan niveau 3 en 4 houdt hij het in zijn show bij niveau 2 omdat dit niveau het meest ‘tot de verbeelding spreekt’. In zijn show zegt hij ronduit dat deze leerlingen ‘dom’ zijn.

Vinden de leerlingen niet dat je ze belachelijk maakt?

“Het programma is in evenwicht. Het is soms hard, maar er zit ook warmte in.”

“Mensen die denken dat ik de leerlingen beledig, redeneren vanuit zichzelf, omdat ze zichzelf als slim zien. Mijn leerlingen weten zelf ook vaak wel dat ze niet de slimste zijn. Ik zou ze meer beledigen als ik zei ‘Wat heb je een lelijke rok aan’ of ‘Je ziet er niet uit vandaag.’ Soms zegt er een: ‘Ik heb je wel gezien, hoor.’ En daar blijft het dan bij. Toen ik vorig jaar bij Pauw & Witteman was, vonden de niveau2’ers het alleen maar tof dat ik op tv geweest was. Twee leerlingen van niveau 3 en 4 zeiden: ‘Je zet het mbo te kakken.’ Maar die komen uit een vergelijkbaar milieu als ik: blank met ouders die nog bij elkaar zijn. Mensen die het zelf goed hebben, denken dat iedereen het zo goed heeft als zij. Mijn motivatie om het te vertellen, is om die problemen – die gigantisch zijn – op de kaart te zetten.”

“Vaak verzuchten mensen naar aanleiding van de populariteit van Geert Wilders: ‘Wat zijn er toch een hoop domme mensen.’ Die zijn er ook: een kwart van de Nederlanders is hartstikke dom. Het is een gegeven waar je rekening mee moet houden. Officiële instanties als de Belastingdienst zouden om die reden simpeler brieven moeten sturen naar bepaalde mensen. Het leven is voor ons al ingewikkeld, maar als je niveau 2’er bent, stapelen de problemen zich op.”

Paniekaanval

Naast optreden in kleine theaters laat Johan Goossens zich ook boeken voor vieringen op scholen. De mensen die het hardst om hem lachen, zijn docenten. “Zij kijken me vaak dankbaar aan, omdat ik hun vak laat zien.”

Ook maakt hij dan wat meer grappen over het management. “Als ik echt geen les kon geven, zat ik al lang in het management. Dan krijg je een eigen kantoor, ga je twee schalen omhoog en mag je mensen aan gaan sturen. Als ik die grap maak, krijg ik altijd een daverend applaus.”

“Ik heb zelden mensen zo hard zien werken als docenten in het mbo. Je moet er hart voor hebben om het vol te houden. Je raakt gemakkelijk overspannen.” Zelf bleef hij een keer drie weken thuis, nadat hij in de lift een paniekaanval kreeg. “Ik kon bijna niet meer ademhalen, en zei tegen mijn collega’s: ‘Ik durf die klas niet meer in.’ De docent Engels keek me aan en zei: ‘Dan ben je ziek en moet je naar huis. Dit hebben we allemaal gehad.’”

Of Goossens volgend jaar weer voor de klas staat, is nog onzeker. “Ik denk dat cabaret mijn hoofdding wordt. In magere tijden geef ik liever les op het mbo dan dat ik meedoe aan Sterren dansen op het ijs. De leerlingen zijn schatjes, hoor. Ze hebben misschien in de gevangenis gezeten of zijn op weg er naar toe, maar ze helpen je ook de tram in te stappen als je dement bent. Als je de eenkolommers in de krant leest, word je gemakkelijk bang. Veel problemen hebben voor mij nu een gezicht, en een naam. Ik ben minder bang, nu ik de leerlingen ken.”