In een klas van 25 kinderen zitten gemiddeld zes leerlingen die extra aandacht nodig hebben. Hoe doe je ook de middenmoot recht? Tien tips. Want: ‘Bij de middenmoot valt veel meer winst te boeken dan bij kinderen die altijd onvoldoendes scoren.’
- Iedere leerling is een ‘zorgleerling’
Nathan heeft pdd nos, Ivan zit in een rolstoel en Achmed is hoogbegaafd. Evelien heeft geen ‘etiket’ en haalt voldoendes, maar zij verdient evengoed de aandacht van de juf of meester. “Wees voorzichtig met het gebruik van de term zorgleerling”, zegt Herald Hofmeijer, docent aan de Marnix Academie. Door het etiket zorgleerling kan je onbewust de boodschap uitstralen (ook naar jezelf) dat het ene kind meer recht heeft op aandacht dan de andere.
2. Niet elke taaltopper is ook goed in aardrijkskunde
Meestal differentieer je tijdens je instructie globaal op drie niveaus: toppers, middenmoot, zwakkere leerlingen. De besten van de klas gaan na een korte instructie zelfstandig aan de slag, de middenmoot na een iets langere instructie en de leerlingen die het moeilijkst meekomen, krijgen verlengde instructie. Realiseer je dat toppers en middenmoters niet automatisch goed meekomen in álle vakken. (En zwakkere leerlingen nooit zwak zijn op alle gebieden.) Nodig ze uit om mee te profiteren van de verlengde instructie van aardrijkskunde of biologie.
3. Prop niet alle feedback in de rekenles
“Ook toppers en middenmoters hebben feedback nodig”, vult Maaike Monsees, leerkracht en intern begeleider op basisschool de Egelantier in Almere aan. “Probeer niet al je feedback over rekenen in de rekenles te stoppen. Ook tijdens de weektaak of het moment dat een leerling zelfstandig aan het werk is, kun je feedback geven.”
4. Complimenteer ook andere talenten
Willen de besten van de klas nu opstaan? Het is zinvol om op niveau te differentiëren, maar altijd maar de ‘besten’ eruit lichten is voor de minder en minst presterenden niet erg verheffend. Goed zijn zit niet alleen in achten, negens en tienen. Je kunt ook twee rechterhanden hebben of sociaal heel handig zijn. Hofmeijer: “Als het alleen om cijfers draait, heb je een kop- en een staartgroep. Als je altijd in de staart bungelt, voel je je niet prettig op school.”
5. Voorkom dat kinderen zich aanpassen aan de methode
Onderwijsprogramma’s zijn vaak genormeerd op de ‘middenmoot’. Voorkom dat kinderen zich aan die methode gaan aanpassen. “Iedere leerling in een klas is uniek in intelligentie, leerstijl, -niveau en interesses”, zegt Herald Hofmeijer. Met als uitgangspunt hoofdstuk 13 van het geschiedenisboek kom je daar niet aan tegemoet. Maak ruimte voor eigen initiatief. Is een kind begeesterd door het verhaal van zijn opa over de oorlog? Geef het kind dan de ruimte om er iets mee te doen: een spreekbeurt of opstel. Zeg niet: ‘Daar is geen tijd voor, want we moeten door met hoofdstuk 13.’ “Kinderen leren het best als ze gemotiveerd zijn. En dat is hier het geval.”
6. Observeer en registreer
Leerkrachten van de Egelantier houden in een zorgoverzicht bij of een kind het – zonder handelingsplan – redt met wat extra ondersteuning (1) of het gebaat is bij gerichte hulp aan de hand van een handelingsplan (2) of dat het gebaat is bij een eigen leerlijn aan de hand van een ontwikkelingsperspectief (3). Om de zes tot acht weken is een meetmoment. Ze houden deze ontwikkeling van gedrag in de toekomst op dezelfde manier bij. “Het kind is erbij gebaat en het geeft de leerkracht overzicht”, aldus Monsees. Noteer naast cijfers ook andere opvallende kenmerken of ontwikkelingspunten. Hiermee kan je snel zien of leerlingen, dus ook de middenmoters stagneren. Bekijk per vak en per toets hoe de kinderen het hebben gedaan? Hoe gaat de middenmoot? Wie wijkt er af?
7. Spiegel de kinderen aan zichzelf
Meten is weten. In toetsen worden kinderen vaak met elkaar vergeleken of tegen een landelijk gemiddelde afgezet. Volgens Herald Hofmeijer doe je kinderen meer recht door ze met zichzelf te vergelijken: een Leerling Volg Jezelf Systeem waarmee leerlingen de voortgang van hun ontwikkeling in beeld kunnen brengen Dat maakt het leerproces inzichtelijk en helpt de leerling reflecteren. “Een leerling ziet zijn eigen vooruitgang. Dat motiveert en geeft een gevoel van competentie.”
8. Geef de middenmoot een hoger doel
Een handelingsplan zet je meestal in voor een zwakke leerlingen. Middenmoters zijn ook gebaat bij doelgerichte (groeps)plannen, zegt Maaike Monsees. Ga samen om tafel zitten met de middenmoters. ‘Je hebt nu een voldoende gehaald voor breuken. Dat is hartstikke mooi. Maar wat heb je ervoor nodig om een ruim voldoende te scoren?’ Of: ‘Wat heb je ervoor nodig om van deze ruime voldoende een goed te maken?’Monsees: “Waarschijnlijk kunnen ze op hun eigen niveau hoger scoren. Laat de kinderen daar zelf over meedenken en betrek eventueel ook de ouders erbij.”
9. Filter ‘zwakbegaafden’
Vermoed je een zwakbegaafd kind in de klas? “Laat dan tijdig een intelligentieonderzoek doen en stel een ontwikkelingsperspectief op”, zegt Maaike Monsees. Zo snel mogelijk actie ondernemen is voor alle betrokkenen het best. Met een IQ van 65 kan het erg lastig zijn een bepaald niveau te halen. Als de verschillen in de klas al te zeer uiteen lopen, is een kind soms misschien beter af op het speciaal onderwijs.
10. Inspireer je collega’s
Het is op veel scholen niet gebruikelijk om alert te zijn op de middenmoot, denkt Maaike Monsees. “Als kinderen voldoendes scoren, wordt er niet al te zeer op ze gelet. Die halen het toch wel, is de gedachte.” Monsees hoopt dat meer leerkrachten op de manier van de Egelantier gaan werken. “Want bij de middenmoot is met aandacht meer winst te boeken dan bij kinderen die altijd onvoldoendes halen.”