Bestuurder, natuurkundige, schrijver, maar ook een ‘opa van niks’. Interview met Jan Terlouw (1931): ‘Ik ben harder dan de meeste mensen denken.’
Toen hij met pensioen ging, wilde hij gaan paardrijden, maar zijn vrouw praatte het uit zijn hoofd. ‘Je valt er een keer af, breekt een heup en dan ben je een jaar lang uit de running’, zei ze. Dat overtuigde. “Je wordt breekbaarder. Onlangs stapte ik op een hard blok om even op een dakje te kijken. Ik struikelde en kreeg het blok tegen mijn been. Het duurde een maand voordat het over was. Vroeger was dat in vier dagen over.”
Jan Terlouw is een doener. Aan zelfbeklag heeft hij een ‘ontzettende hekel’. Schei toch uit met dat gezeur, denkt hij dan. “Je zit beter in je vel naarmate je minder over jezelf denkt.” “Mensen die structureel ongelukkig zijn, denken meestal teveel over zichzelf na. Over hun moeilijke ouders of jeugd. Sorry, je hebt pech gehad. Houd op daarover te praten en richt je op iets buiten jezelf. Op de hond, de ganzen, een probleem in de samenleving. Dat getob over jezelf is funest.”
“Ik denk niet zoveel over mezelf. Interviewers proberen me er altijd toe te krijgen dingen over mezelf te zeggen. Ik houd daar niet van.”
Hij haalt de woorden aan van de vioolleraar van zijn schoonmoeder die ook niet van gezeur hield: Spiel mal gut. “Zeur me niet aan m’n hoofd. Vioolspelen daar gaat het om. Dat vind ik ook van het leven. Graaf niet te diep in je ziel over het waarom en hoe van je leven, maar geniet ervan. Spiel mal gut.”
De kinderen namen deze levenswijze over. Als ze langskomen, brainstormen ze over hun bezigheden, vertelt hij. Naast schrijven met dochter een en muziek maken met dochter drie filosofeert hij over samenleving, recht en geweten met dochter twee en bereidt hij een cabaret voor of kijkt hij voetbal met zijn zoon. “Ze zeuren geen van allen. Heerlijk.”
“Mijn vrouw is ook een enorme doener en geen zeurpiet. Ze heeft bovendien geen talent voor verdriet. Ze beleeft het, en zet zich er vervolgens overheen. Hupsakee. Het leven gaat door.”
Boontjes afhalen
Desgevraagd wil Terlouw best wat over zichzelf vertellen.
Over hoe hij in staat is veel verschillende werkzaamheden – besturen, schrijven, onderzoek – succesvol te combineren bijvoorbeeld: “Ik kan absoluut niet twee dingen tegelijk”, reageert hij. Toen hij voor een functie bij een Europese organisatie in Parijs woonde, probeerde hij de lange autotochten te benutten om Spaans te leren. “Ik ben opgehouden. Ik dacht: ik rijd onherroepelijk tegen een viaduct op.”
“Als ik vroeger verhalen vertelde aan de kinderen, kon ik niet tegelijkertijd de boontjes afhalen, terwijl dat een routineuze bezigheid is. Ik kan één ding tegelijk. Maar ik kan wel snel iets afsluiten en dan het volgende doen.”
Hij noemt een voorbeeld uit zijn periode als Commissaris van de Koningen. Het kwam voor dat hij na een vergadering tien minuten had om naar de volgende afspraak te gaan, maar dan moest hij tussendoor nog vier mensen inhoudelijk te woord moest staan over verschillende onderwerpen. “Ik benut die minuten dan goed. Ik doe dat telefoontje en denk aan niets anders meer dan dat. Terwijl ik naar de auto loop, handel ik een ander item af. Snel schakelen: dat kan ik goed. Dat zal ik wel geleerd hebben of in mijn aard zitten.”
Met pensioen zijn, betekent voor hem dat hij alleen nog dingen doet die hij leuk vindt. Hij vult zijn dagen met zaken die ‘interessant, belangrijk of nieuw’ voor hem zijn. Toespraken en voorzitterschappen met betrekking tot onderwerpen die hem boeien, artistieke vertellingen met het Orion-Ensemble – het muzikaal trio waarin een dochter viool speelt – een detective schrijven met een andere dochter. De meest tijdvragende functie van dit moment is zijn lidmaatschap van het regieorgaan energietransitie. In die hoedanigheid is hij voorzitter van het ‘Platform Energiebesparing in de Gebouwde Omgeving. Voor zijn doen, is het rustig: “Een paar jaar geleden had ik een stuk of vijftien van dit soort functies.” Lange dagen maakt hij echter nog steeds. “Mijn vrouw en ik zijn werkezels. Op zondag zitten we allebei achter de computer.”
Energievreters
Die werklust dankt Terlouw mede aan de afwezigheid van ruzie en stress, vertelt hij. “Ruzies zijn enorme energievreters. Als ik ruzie heb – wat niet vaak gebeurt – slaap ik slecht. Dat heeft bijna iedereen. Het blijft malen in je hoofd. Als het even kan, vermijd ik dat. Meningsverschillen ga ik niet uit de weg, maar ze moeten niet ontaarden in spanning.” Hij noemt een voorbeeld. Geanonimiseerd. Het ging erover dat iemand iets over hem had gezegd in de media wat hij onjuist vond. “Ik lag er een uur wakker van, maar besloot toen niet te reageren om escalatie te voorkomen. Stiekem bedacht ik in een wraakzuchtige bui om in de media iets negatiefs terug te zeggen, maar dat gevoel zakte vanzelf weer weg. Degene die valselijk beschuldigt heeft er over het algemeen meer last van dan de valselijk beschuldigde. Denk ik.”
Bij het grote publiek heeft Terlouw het imago van een aardige man. Hij vindt zichzelf eerder hoffelijk. “Ik ben veel harder dan de meeste mensen denken. Als dingen moeten gebeuren, moeten ze gebeuren.” Zoals iemand ontslaan. Hij heeft er een hekel aan, zegt hij. “Maar als iemand de kantjes eraf loopt. Hupsakee.” Hij maakt er een wegwerpgebaar bij. “Ik ben daar redelijk hard in.”
Terlouw was acht toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak en twaalf jaar in de laatste oorlogswinter. Hij noemt het een ‘zware tijd’, maar: “Ik ben er niet slechter van geworden.” Het vormde hem. “Ik ben er zelfstandig door geworden. Ik deed een hoop dingen waar mijn ouders niets van wisten.”
In een Veluws gezin met vijf kinderen was Jan Terlouw de tweede. Vader was predikant, moeder een ‘heel gelovige vrouw’. “Kind zijn vond ik niks. Niet zelf kunnen beslissen wat ik deed, zinde me helemaal niet. De periode direct na de oorlog vormden slechte jaren, omdat ik weer kind moest worden. Toen ik ging studeren op mijn zeventiende was dat een verademing.”
Agnost
“Mijn moeder was rechtlijnig. Mijn vader was poëtischer, filosofischer, relativerender.” In de eerste helft van zijn leven – als natuurkundig onderzoeker – leek hij het meest op zijn moeder. In de tweede helft – als politiek leider, bestuurder, schrijver – is hij meer op zijn vader gaan lijken. “Een functie als politiek leider verschilt niet zoveel van een functie als dominee. Beiden moeten inspireren, motiveren, idealen proberen uit te dragen.” Terlouw zelf noemt zichzelf agnost: “Ieder dogmatisme is me vreemd. Ik denk dat wij op de grote vragen waar religies over gaan het antwoord niet kunnen weten. Wat is de zin van het leven? Is er leven na de dood? Is het heelal eindig of niet?”
“Ik geloof niet meer in antwoorden, ik geloof in vragen. We wonen de aarde uit door onze focus op korte termijnbelangen. Waarom gedraagt de mensheid zich zo dwaas? Hoe komt het dat bijna ieder mens alles voor zijn kinderen over heeft, maar langetermijnbeleid voeren voor het behoud van de aarde doet ‘ie niet. De zon straalt ieder uur de hoeveelheid energie op aarde die de mensheid in een jaar tijd verbruikt. Volstrekt duurzame, schone, bruikbare energie. En wat doen wij? Fossielen verbranden, CO2 uitstoten, milieu vervuilen en klimaat veranderen.”
“Absolute antwoorden zijn er nauwelijks. Daarom moet ik lachen als mensen bijvoorbeeld de belangrijkste Nederlander of het beste boek gaan benoemen. Hoe kun je nou zeggen dat één boek het beste is? Het zijn schijnzekerheden.” Hij lacht even, bijna verontschuldigend. “Dat is de ouwe dag die je zo doet praten, hoor.” Een idealist vindt hij zichzelf niet. “Wat is dat eigenlijk?”, reageert hij. “Ik ben wel een optimist. Ik streef altijd doelen na vanuit het ideaal om iets te verbeteren.”
“Mijn boeken voor de jeugd hebben allemaal een ding gemeen. De hoofdpersonen zijn niet direct helden, maar ze lopen niet weg voor problemen, voor verantwoordelijkheid. Ze pakken het aan. Dat is een centraal thema. Dat zal ik wel geleerd hebben, maar het zit ook wel in je aard.”
Knokke en Spalk
In zijn laatste jeugdboek Zoektocht in Katoren komt de hoofdpersoon, een 17-jarige geitenhoeder, terecht in een stadje dat in tweeën gedeeld wordt door een rivier. Aan de ene kant ligt Knokke, aan de andere kant Spalk. “In Knokke maken ze wapens en die verkopen ze aan het buurland waar twee bruine volkeren elkaar bestrijden, vanuit Spalk sturen ze de artsen en het Rode Kruis om de mensen weer op te lappen”, vertelt Terlouw. “Absurd.”
Stilte. “En wij doen het. Allemaal. Nederland, Amerika, Israël, iedereen doet het. Als je het opschrijft, zie je hoe volkomen absurd het is. Maar wij vinden het heel gewoon. We doen het dagelijks.” Dat hij niet cynisch of verbitterd is geraakt, wijt hij in de eerste plaats aan zijn ‘enorm goede gezondheid’. “Ik ben tot dusver altijd sterk en gezond geweest en heb nog nooit een nacht in het ziekenhuis doorgebracht. Dat is op mijn leeftijd wel bijzonder. Een paar jaar geleden lag ik door een longontsteking vier dagen in bed. Daarvoor was het 25 jaar geleden dat ik een dag ziek thuis ben geweest.”
Samen met zijn vrouw woont hij op een voormalig landgoed op dertien hectare grond in Twello. “Daarginds is een stal”, wijst hij naar een gebouw in de verte. Daar houden ze zeven koeien en negen schapen. Om het land te begrazen. Maar ook omdat het leuk is om met dieren bezig te zijn, vertelt hij. “Na de koffie laat mijn vrouw ze buiten. Vanmiddag zet ik ze met vers hooi weer in de stal. Een tochtje waar je een half uurtje mee bezig bent. Alexandra en ik verdelen het onder elkaar. Dat houdt ons lekker in beweging.” Vroeger liep Terlouw fanatiek hard. En schaatste hij veel. Op zijn leeftijd denkt hij niet dat dat nog zo gezond is. Ouder worden vindt hij ‘een beetje jammer, maar wat doe je eraan’? “Ik had vannacht last van mijn rug. Moet ik misschien onder een elektrische deken gaan liggen.”
“Gezond blijven zou ik heel prettig vinden. Ik hoef niet meer zoveel, maar doe wat er op mijn weg komt. Ik zou het fijn vinden als ik een bijdrage kon leveren aan het niet meer uitwonen van de aarde, maar ik heb geen politieke bevoegdheden meer.” Eén duidelijke wens heeft hij wel: meer tijd besteden aan zijn offspring. “Onze vier kinderen hebben gemiddeld drie kinderen. Zes van de twaalf hebben al een rijbewijs. Ik wil er meer zijn voor hen. Daar heeft het ernstig aan ontbroken, want ik was er veel te weinig. Ik ben een grootvader van niks.”
[kader] Curriculum Vitae
Jan Terlouw is gepromoveerd in de natuurkunde, op een onderwerp uit het thermonucleaire onderzoek, waarbij hij dertien jaar betrokken is geweest, in Nederland, Amerika en Zweden. Hij is tien jaar lid geweest van de Tweede Kamer, waarvan acht jaar als fractievoorzitter en politiek leider van D66. Hij was verder vice-premier en minister van economische zaken in de kabinetten Van Agt II en III, secretaris-generaal van een internationale politieke organisatie in Parijs, en Commissaris van de Koningin in Gelderland. In 2003 is hij afgetreden als senator, een ambt dat hij vier jaar heeft vervuld. Hij schreef zeven kinderboeken, waarvan Oorlogswinter en Koning van Katoren de bekendste zijn.
Hij is getrouwd met Alexandra. Samen hebben ze drie dochters en een zoon.
(Interview voor tijdschrift gezondNU)