Voor het Onderwijsblad maak ik sinds 2015 een rubriek waarin prominente Nederlanders terugblikken op een leerkracht die heeft bijgedragen aan wie ze zijn geworden. Kader Abdolah denkt met liefde terug aan docent Wilco die hem als nieuwkomer les gaf in de Nederlandse taal.
Kader Abdolah kwam in 1988 vanuit Iran als politiek vluchteling in Nederland terecht. Dat hij als schrijver wereldberoemd werd, dankt hij onder meer aan Wilco, de docent die Nederlandse les gaf aan nieuwkomers. ‘Je voelde dat hij zijn leerlingen iets wilde meegeven.’
“Mijn vader was analfabeet en doofstom: hij kon niet lezen, praten en horen. De eerste taal die ik sprak, was een zelfontworpen gebarentaal. In drie- tot vierhonderd gebaren wisten we alles aan elkaar te vertellen. Dat ik me meer dan dertig jaar enkel met enkel rudimentaire gebaren had gered, sterkte me in de overtuiging dat het met dat ingewikkelde Nederlands ook zou lukken. Toen ik over de Zwolse dijk fietste, voelde ik dat ik niet bang was voor de Nederlandse taal.
Met ongeveer dertig nieuwkomers startte ik aan de verplichte taalles op het IJsselcollege in Zwolle. Docent Wilco leerde mij mijn eerste woorden. Hij was open, wekte vertrouwen en ik voelde dat hij geïnteresseerd was en zijn leerlingen iets mee wilde geven. Na twaalf maanden schreef ik mijn eerste opstel. Het ging over René, de homoseksuele buurman in ‘De reis van de lege flessen’. Wilco vroeg me de tekst voor te dragen. Toen ik klaar was, zei Wilco: ‘Ik geef jou een cijfer dat ik niet eerder gaf, een tien. En hij wilde de tekst in de schoolkrant publiceren. Dat sterkte mij wederom. Ik dacht: als ik één pagina in het Nederlands kan schrijven, lukken drie pagina’s ook en dan heb ik een verhaal. En als één verhaal lukt, dan lukken tien verhalen ook en dan heb ik een boek. In die week parkeerde ik mijn fiets bij de redactie van de Zwolse Courant en gooide een steentje tegen het raam. Na het derde steentje kwam er een man naar beneden, aan wie ik mijn opstel overhandigde. Die middag kreeg ik telefoon: de krant wilde me interviewen.
In Iran studeerde ik natuurkunde, maar ik hield er niet van. Ik was een schrijver. Ik schreef voor een ondergronds blad tegen het regime en publiceerde twee boeken.
Het schrijven bood me de gelegenheid om in Nederland gelukkig te zijn. Na de lessen van Wilco meldde ik me aan bij de Universiteit van Utrecht om Nederlandse letteren te studeren. Bij mijn aanmelding sloot ik een Perzische vertaling van Jip en Janneke en een brief van Wilco waarin stond dat ik ‘getalenteerd was en mijn best deed, dat mijn Nederlands niet voldoende was, maar dat ik goed in staat was tot leren’. Wilco had de kracht om leerlingen de ruimte te geven en hun talenten te zien. Hij was vrolijk en levendig en genoot van zijn werk. Alle vrouwen waren verliefd op hem, dan doe je het goed.”