Leedcompetitie: wie is de zieligste?

Af en toe even klagen lucht op, maar sommige mensen domineren met leed en kwalen alsof het een wedstrijd is. Waarom doen ze dit? En hoe snoer je dit soort mensen effectief de mond? Confronteren is de beste oplossing, volgens psycholoog Jeffrey Wijnberg. ‘Als je een reputatie als zeur wilt vestigen, ben je nu héél goed bezig.’

 

In gezelschap toont iemand een verse splinter. Een stukje hout van een halve centimeter dik en twee centimeter lang steekt diep onder de huid van de wijsvinger door en bovendien aan twee kanten uit.

Buurvrouw Femia (die gebukt gaat onder obesitas, restless legs en fybromialgie) reageert lauwtjes op dit akelige beeld: ‘Oh, dat is nog niks. Ik had er laatst één precies onder mijn nagel en die ging tot op het bot.’

Onder de indruk zwijgt het gezelschap. Er kan maar één winnaar zijn in de leedcompetitie.

Vriendin Amy moet door deze anekdote aan haar collega Coby denken. Coby Klaagkanon noemt ze haar. Toen Amy na de geboorte van haar tweede kind terugkwam op het werk kreeg ze nauwelijks de tijd om bij Coby haar verhaal te doen. Ze ging er direct overheen met keizersnedenervaringen, uitscheuren tijdens een andere bevalling, en een postnatale depressie.” Amy deed er maar het zwijgen toe. Hoewel ze een zware tijd achter de rug had, viel hier niet tegenop te boksen.

Het is herkenbare materie voor (provocatief) psycholoog Jeffrey Wijnberg. In de leedcompetitie zijn bevallingsverhalen geliefd, weet hij. Terwijl de prille moeder vertelt over de eerste weeën begint de luisteraar doodleuk over haar eigen bevalling. Zelfs moeders doen het bij hun eigen dochters. Het is misschien ‘goed bedoeld’, maar degene die het overkomt, ervaart het zelden als zodanig. Ik ben toch net bevallen?

Hoorbaar diep zuchten

De ‘daders’ doen het voorkomen alsof ze uit nobele motieven handelen: ‘Ik vertel het je juist om te laten zien dat ik weet hoe je je voelt.’

Maar dat is een bedrieglijke redenering, vindt Wijnberg. “Door hun eigen verhaal te lanceren, walsen ze dwars over je heen en geven ze het signaal af dat ze je ervaringen niet interessant vinden. Het is een ordinair machtsspel.”

Deze lelijkheid van zichzelf zullen de ‘daders’ zelden onder ogen zien, aldus Wijnberg. “De meeste mensen die dit doen, zijn notoir slecht in zelfkritiek. Als je ze voorhoudt dat ze bezig zijn met een spel om de macht reageert een enkeling daar bevestigend op.”

Aan mensen die domineren met leed is derhalve nauwelijks te ontkomen. Wat Wijnberg opvalt, is dat het over het algemeen ‘klaaglijke’ mensen zijn. Dat kan Amy bevestigen.

Als Amy probeert te werken, hoort ze Coby aan een bureau twee meter verderop diep zuchten en ziet ze dat Coby steelse blikken haar kant op gooit. “Ik had al gauw door wat voor vlees ik in de kuip had. De bedoeling is dan dat ik vraag hoe het met haar gaat.” Maar daar heeft Amy geen zin in, want het is haar al lang en breed bekend. “Ze is oververmoeid en benauwd, lijdt regelmatig aan blaasontstekingen, en ze is incontinent omdat haar baarmoeder verzakt is.”

Fleur Zeur

Vriendin Samra heeft ook zo’n klaaglijke collega: Fleur.

“Ik noem haar Fleur Zeur.” Net als Coby zucht ze regelmatig en bovendien laat ze alle collega’s ongevraagd delen in de ellende die haar ten deel valt. In een groepsmail berichtte ze over een miskraam, en hoe ze daaronder leed. “Terwijl de meesten nog niet eens wisten dat ze zwanger was.”

Irritant, vindt Samra. “Iedereen heeft leed: ongewenste kinderloosheid, chronische kwalen, sterfgevallen van ouders, dierbaren met kanker. Ik vind niet dat het leed van Fleur meer aandacht verdiend dan dat van anderen, maar het gebeurt wel, omdat ze er zelf voortdurend de aandacht op vestigt.” En dat is precies waar het types als Coby en Fleur (onbewust) om te doen is, volgens Wijnberg. “Het is een psychologische strategie. Ze zetten zichzelf neer als slachtoffer. ‘Dat heb ik weer’, hoor je ze zeggen. Alsof hun meer leed overkomt dan anderen, terwijl een ongeluk, miskraam of ziekte iedereen kan overkomen.” Ze genereren er aandacht en erkenning door. En het gevoel bijzonder te zijn. “Dit type mensen is onmachtiger in hun levensprestaties. Ze hebben weinig positiefs om mee naar buiten te treden, en trekken het naar de andere kant.”

“ Als je lekker draait in het leven, heb je minder noodzaak om daaraan mee te doen. Hoe minder je voor elkaar krijgt, hoe meer je hebt te klagen. Extreme klagers houden zichzelf overeind door anderen naar beneden te drukken.”

Je ziet ze soms ook meeprofiteren van andermans leed. “Dat zie je bijvoorbeeld bij stille tochten. Het zijn de mensen die zich daarbij geroepen voelen met een kaarsje op de voorgrond te treden. Dat geeft ze een bijzonder gevoel.”

‘Ik word moe van je’

Wat te doen als je er mee te maken hebt? “Het is meespelen of buiten spel staan”, zegt Wijnberg.

Toen ze zelf weinig energie had,  kon Amy de verhalen van Coby Klaagkanon er niet bij hebben. En dat heeft Coby geweten. Amy: “Eerst probeerde ik haar te negeren door stoïcijns naar mijn computer te staren, maar toen die subtiele signalen niet werkten, ben ik duidelijker geworden: ‘Coby, ik word moe van je geklaag. Kan je even ophouden?’ Coby was vreselijk beledigd. ‘Oh’, zei ze. En daarna sloot ze zich van mij af met een pijnlijke stilte.” Het hielp een beetje. “Coby zucht nog steeds, maar het volume van haar zuchten is lager.”

Omdat Amy haar geen aandacht en erkenning meer geeft, trekt Coby minder vaak van leer met haar klaagzangen. “Een andere collega is door Coby meer thuis gaan werken. Zij trekt het niet meer, maar durft er niets van te zeggen.”

Samra is ook eerlijk. “Aan mijn gezicht is meestal precies af te lezen hoe ik erover denk. Het houdt Fleur op afstand en uiteindelijk respecteert ze het ook.” Haar laatste mail aan mij getuigde van zelfinzicht – ‘Ik weet dat je af en toe wel klaar was met mijn gezeur’ – en ze beloofde beterschap voor de toekomst.

Een confrontatie is het enige dat werkt, zegt Wijnberg. De ander zal beledigd zijn, maar als je geen grens aangeeft, blijf je er last van houden.

Waar is hier de nooduitgang?

Als je niet met de botte bijl wilt hakken, maar ook niet meer in de greep gehouden wilt worden door iemands’ klaaglijke monologen kan je proberen het gesprek een andere kant op te sturen. Wijnberg vindt het persoonlijk leuk om grappige reacties te bedenken, zoals:  ‘Weet je wel wat jij nu aan het doen bent? Je bent ongelooflijk aan het zeuren. Als je een reputatie als zeur wilt vestigen, ben je héél goed bezig.’

Of veroorzaak een klaagimplosie, adviseert Wijnberg.

Eerst ‘huil’ je mee met een klaagzang over hoe slecht de dokter de zeurneus behandelt heeft. ‘Echt? Dat meen je, niet!’. Daarna doe je er een schepje bovenop: ‘Dit kan écht niet. Je moet er werk van maken. Stuur een brief naar de Inspectie voor de Gezondheidszorg en laat ‘m mij vooral lezen.’

Van een dergelijke reactie slaat het gesprek meestal dood. Want het doel van de klager is klagen, en niet werkelijk het probleem aanpakken. “Grote kans dus dat de klaagzang stopt en dat hij in jou voortaan een slecht toehoorder ziet.”

Een ander beproefd wapen is direct van onderwerp veranderen, adviseert Wijnberg. Terwijl je tante begint over haar zere voet en de manier waarop de buurvrouw daarop reageerde, zeg je: ‘Trouwens, weet jij meer van die extra koopzondagen?’

Als je zelf lijdt onder lichamelijke ongemakken, mag je daar natuurlijk best over praten. Doe het alleen niet lukraak, want de leedcompetitie is een wedstrijd die je geheid gaat verliezen. Er is altijd wel iemand die het erger heeft.

Tips

  • Geef zo min mogelijk ruimte om te klagen. Met een open vraag (‘hoe is het nou met je?’) zet je jezelf in de val.
  • Reageer concreet op een verhaal: ‘Dat is een heel verhaal wat je vertelt, maar wat is nou het probleem dan?’
  • Zeg: ‘Stop. Ik heb een hoge bloeddruk en van de huisarts moet ik negatieve prikkels vermijden. Heb je ook nog iets positiefs te melden?’
  • Zeg: ‘Jij bent toch niet zo iemand die van die lange verhalen vertelt, waar je als luisteraar maar niet van af komt? Zo iemand ben jij toch niet, hè?’
  • ‘Weet je waar ik ineens aan moet denken: aan mijn tante Greta die altijd verhaalt over ziekte en ellende. Ik weet niet waarom ik daar ineens aan moet denken.’

(Verhaal voor gezondNU)