‘Cito is bezweringsformule’

Het onderwijs moet af van de ‘illusie van maakbaarheid’. Die haalt het niveau omlaag, constateert astrofysicus en hoogleraar Vincent Icke. Een interview. ‘Het is idioot de toekomst van kinderen te laten dicteren door toetsscores.’

“Op de universiteit gebruiken we op dit moment de helft van het eerste jaar om studenten bij te spijkeren in zaken die ze op het vwo geleerd hadden moeten hebben”, vertelt Vincent Icke, hoogleraar theoretische sterrenkunde in Leiden en bijzonder hoogleraar kosmologie aan de Universiteit van Amsterdam, in zijn werkkamer op de Universiteit van Leiden.

“Rekenen lukt ze op hun zakjapannertje nog wel, maar van basisalgebra en – natuurkunde hebben ze weinig kaas gegeten. Machten zoals x en x² (kwadraat) kennen ze nog, maar x³ (tot de derde macht) is ze vreemd.” En dat geldt ook voor begrippen als impuls, energie, differentiaal- of bewegingsvergelijking. “Een enkele goede uitzondering daargelaten, weten ze er geen bliksem van. Het is uitgesloten een eerstejaarscollege te beginnen op het niveau van twintig jaar geleden.”

Dat klinkt als een ‘vroeger was alles beter’-verhaal…

“Dat is wel de flauwe reactie van de ministers en ambtenaren die ons onderwijs op deze manier verbeterden. ‘Vincent is ouderwets en denkt dat het vroeger beter was.’ Maar daarmee gaan ze voorbij aan wat er werkelijk aan de hand is, en waar ik als docent en vader van een 9-jarige dochter razend over ben.”

Wat is er dan aan de hand?

“De huidige regering vindt dat vijftig procent van de bevolking een hbo- of universitaire opleiding moet hebben.”

Fel: “Vijftig procent! Het idee dat men in beleidsbepalende kringen zo’n target stelt getuigt van stompzinnigheid, wereldvreemdheid en drammerige domheid.”

“Als je maar wilt, kan je het, is het idee erachter. Een illusie van maakbaarheid. Even idioot zou het zijn ernaar te streven dat de helft van de bevolking mee moet doen aan de Olympische Spelen. Dat kan  niet, tenzij je de standaarden en maatstaven – het niveau –  drastisch omlaag schroeft. En dat is wat er overal gebeurt.”

“Die targetgerichtheid ondermijnt de samenleving ernstig op alle niveaus. Onderwijsinstellingen denken dat ze diploma’s moeten afleveren in plaats van goed gekwalificeerde mensen. Het leidt tot affaires zoals bij Hogeschool INHolland waar studenten op een makkelijke manier aan hun diploma zijn geholpen. In zijn algemeenheid gaat het op alle niveaus ten koste van wat mensen moeten leren om hun toekomstige taak in de samenleving te kunnen vervullen; van loodgieter en betonwerker tot straaljagerpiloot en astrofysicus.”

Het Cito-toetsingssysteem past volgens u in diezelfde illusie van maakbaarheid. Leg uit.

“Tegen de toets als zodanig heb ik geen bezwaar. De uitkomst van de toets zou een mooie aanleiding kunnen zijn voor bijvoorbeeld een gesprek tussen docent, kind en ouders.”

“Wat er gebeurt en waar ik tegen ben, is dat de Cito-score systematisch als een maakbaarheidsinstrument gebruikt wordt. De uitslag wordt gezien als eigenschap van een individu, zoals diens blauwe ogen of de vijf vingers aan zijn rechterhand. Dat deugt niet. Des te meer daar de schoolbrede cito-resultaten worden ‘gecorrigeerd voor sociale omgeving’. Als geen enkele leerling in een bepaalde wijk goed kan lezen, kan hij toch hoog scoren. En als je de score wilt verhogen, kan je oefenen. Net zoals wanneer je goed wilt leren fietsen.”

“Het Cito stoelt op dezelfde illusie als het idee dat vijftig procent van de bevolking hoger opgeleid kan zijn. De vorderingen van leerlingen op een algebraïsche manier meten, komt uit dezelfde koker als het meten van de wiskundeknobbel in de negentiende eeuw en is dus flauwekul.”

“Het Cito lijkt exact, reproduceerbaar en betrouwbaar, maar is niets meer dan een bezweringsformule gebaseerd op de schijnzekerheid van getallen. Het is idioot de toekomst van kinderen te laten dicteren door toetsscores. Motivering is voor een leerling veel belangrijker.”

“Een belangrijke taak van opvoeding en onderwijs is kinderen te helpen hun plek te vinden in het leven. Daar help je ze mee door oog te hebben voor hun aanleg en eigenschappen zoals doorzettings- en incasseringsvermogen, originaliteit, opmerkzaamheid, humor en noem maar op. Niets van dit alles kun je Cito-gewijs meten.”

 

Scholen zijn niet verplicht tot Cito-toetsing. Welke keuze maakte u voor uw dochter?

“De school waar Julia op zit, deed eerst niet mee. Maar dat bleek niet te handhaven. Sommige vervolgscholen voor voortgezet onderwijs nemen de Cito-score als selectiecriterium. Als je dan van een basisschool komt zonder Cito-score sta je meteen op maatschappelijke achterstand. Het is een trein die doordendert. Iedereen doet eraan mee. Het is normaal geworden, hoewel het volstrekt absurd is. Als je kijkt welke eigenschappen mensen nodig hebben om aan de maatschappij bij te kunnen dragen, gaat dat niet over die Cito-score.”

“Op de school van Julia kijkt men gelukkig verder dan die vermaledijde scores. Julia heeft een spectaculair talent voor kleur en vorm. Ze zou zomaar één van de grote kunstenaars van de 21e eeuw kunnen zijn. Maar of dat zo is, zal de tijd leren. Ik geloof niet in maakbaarheid, en ga niet elke zondag met haar zitten schilderen tot het haar de oren uitkomt.”

Wat vindt u dat er moet gebeuren?

“Ik vind dat scholen meer aandacht moeten besteden aan kwalitatieve zaken: is een kind weerbaar? Kan het zich goed uitdrukken? Hoe is de omgang met andere kinderen?

Ook de mate waarin een kind plezier aan activiteiten beleeft zou een factor moeten zijn. Ik ben er van overtuigd dat gelukkige mensen meer bijdragen aan de maatschappij dan ongelukkige. Docenten moeten hun oog op de bal houden, en niet op de targets.”

 

(Interview voor het Onderwijsblad)