10 tips: Tienminutengesprek

Uit angst voor gezeur en persoonlijke kritiek zien sommige leerkrachten als een berg op tegen het tienminutengesprek. Hoe zorg je ervoor dat je zelf buiten schot blijft en de ontwikkeling van het kind centraal staat? Tien tips van praktijkdeskundigen. ‘Uw kind is een lastpak.’

1. Een goed begin is het halve werk
Zorg dat je de resultaten van de leerling bij de hand hebt, en bedenk welke andere informatie je wilt uitwisselen. Leg eventueel wat werk van de leerling op tafel, zodat de ouders er kennis van kunnen nemen. Wissel vooraf informatie over de leerling (en de ouders) uit met collega’s. Zet tafels en stoelen klaar. “Zet ouders nooit op kleuterstoeltjes, tenzij je zelf ook op een kleuterstoel gaat zitten”, zegt onderwijsadviseur Aniek Beemer van KPC Groep. “Zo zorg je voor gelijkwaardigheid.”

2. Kom beslagen ten ijs
Roeland van Westerop, aardrijkskundedocent bij de Goudse Scholengemeenschap Leo Vroman, informeert vooraf of de leerling mee gaat naar het gesprek en wat de ouders willen bespreken. Meestal gaat het over een onvoldoende. “Ik zorg dat ik alle informatie paraat heb, zodat ik kan uitleggen wat er mis gaat bij deze leerling. Bijvoorbeeld: ‘Marieke zit altijd te kletsen onder de les en snapt het dus niet als ze thuiskomt.’ Ouders herkennen vaak het geschetste beeld: ‘Zo was ik vroeger zelf ook’, zegt een moeder dan.”

3. Neem de regie in handen
Stap met rechte rug op ouders af, geef ze een hand, heet ze glimlachend welkom – ‘fijn dat u er bent’ -en begeleid ze naar de tafel waar ze kunnen gaan zitten, zegt Jos Goedknegt, trainer bij Schoolteams International. Als ouders kunnen intekenen op een gesprek, informeer dan naar de reden: ‘Wat hoopt u in dit gesprek te bereiken?’ “Soms zeggen ze: ‘Ik wil gewoon horen hoe het met Dennis gaat’. Maar dan hebben ze aan het eind nog een hoop vragen.” Van Westerop vult aan: “Maak ouders in het begin van het gesprek een compliment over hun kind. Er kan van alles mis zijn, maar ieder kind heeft iets leuks en als ouder ben je daar héél gevoelig voor.”

4. Leg verantwoordelijk bij de ouders

Sommige ouders denken dat jij als leerkracht precies weet hoe hun oogappel ervoor staat. Schets dan eens het kader waarbinnen je werkt. Dat je bijvoorbeeld ‘een 2-uursvak geeft, dertien klassen hebt, en dus met 400 leerlingen te maken hebt.’ Betrek ouders bij het oplossen van een probleem. ‘Wat kunnen we samen doen om dit op te lossen?’ “Spreek bijvoorbeeld af dat ouders de cijfers via internet in de gaten houden en zelf aan de bel trekken als er onvoldoendes zijn.” Roeland van Westerop neemt de meestal de lesboeken mee en laat ouders zien hoe ze hun kind kunnen overhoren.

5. Gebruik de deskundigheid van ouders
“Heb het niet alleen over die zessen en zevens, maar haal ook de sociaal-emotionele ontwikkeling aan”, zegt Jos Goedknegt. “ Hoe ervaart het kind de school? Gedraagt het kind zich thuis hetzelfde als op school?” Vraag ouders hoe ze de ontwikkeling van hun kind zien, wat ze als sterke en zwakke punten beschouwen en hoe ze omgaan met matig ontwikkelde vaardigheden. Vraag hen naar tips die – wellicht – in de klas bruikbaar zijn. “Neem ouders serieus, óók als ze kritisch zijn. Achterhaal op zakelijke toon waar onvrede vandaan komt.”

6. Creëer openheid

‘Ik merk dat Jorrit veel gaapt tijdens de les en soms zelfs in slaap dommelt. Hoe denkt u dat dat komt?’ Benoem wat je ziet, en leg het bij de ouders in de vorm van een vraag, zegt Aniek Beemer. Met een open vraag, gericht op het belang van het kind, creëer je ruimte voor ouders om hun verhaal te doen. Misschien slaapt Jorrit wel slecht, omdat zijn oma ziek is (of omdat hij tot ’s avonds laat online is…)

7. Laat je niet verleiden tot zelfverdediging

‘Geen wonder dat mijn kind onvoldoende scoort in wiskunde, want u bent geschiedenisleraar!’ Bij een ouder die zoiets zegt, is het de kunst om bij jezelf te blijven. Benoem niet wat zij doen (‘Sla niet zo’n toon tegen me aan!’) en laat je niet verleiden tot belediging (‘Uw kind is een lastpak’) en zelfverdediging (‘ik geef toevallig al vijftien jaar les!’) maar zeg liever: ‘Ik merk dat u bezorgd bent. Probeer het vervolgens terug te koppelen: ‘Hoeveel tijd investeert uw kind thuis in wiskunde?’

8. Laat kritiek van je afglijden

Escalatie voorkom je door kritiek niet persoonlijk te nemen. Rustig blijven en aan het belang van de leerling denken is het devies. Goedknegt herinnert zich een ouder die met een honkbalknuppel naar het gesprek kwam, omdat zijn zoontje wegens geweldpleging naar huis was gestuurd. De leraar bedaarde de ouder als volgt: ‘Ik hoop niet dat u van plan bent die honkbalknuppel te gebruiken. Ik wil graag met u in gesprek.’ Als de sfeer vervelend wordt, raadt Beemer aan het gesprek af te kappen, en op een ander moment te vervolgen, zodat de gemoederen kunnen bedaren. ‘Ik wil graag met u praten, maar niet op deze manier.’

9. Voorkom dat je ouders overrompelt

Met ouders van leerlingen die het goed doen, kan je praten over verrijking van de leerstof, zodat de leerling meer uitgedaagd wordt in het onderwijs. Of dieper ingaan op de persoonlijke situatie van het kind, bijvoorbeeld de relatie met de ouders of diens hobby’s. Bewaar ‘ernstige problemen’ nooit voor het tienminutengesprek. Als een kind moet doubleren, of als zich problemen voordoen vanwege een scheiding, maak je een aparte afspraak.

10. Let op de tijd

Tien minuten zijn zo om. Informeer na afloop kort of ouders tevreden zijn. ‘Bent u geholpen met dit gesprek?’ Nog niet uitgepraat? Maak dan een vervolgafspraak.

(Serie voor het Onderwijsblad)