Smalhout over complementaire geneeswijzen

Professor doctor Bob Smalhout is arts en anesthesioloog, schrijver en columnist, maar bovenal een  kritisch mens. Wat vindt hij van complementaire therapieën?  ‘Zodra een arts tegen de patiënt zegt ‘je mag uitsluitend het ene doen, en niet het andere’ is hij verkeerd bezig.’

Bij het grote publiek is ‘het fenomeen Smalhout’ bekend om zijn kritische mening, die hij al veertien jaar op rij wekelijks in het ochtendblad De Telegraaf ventileert. Maar ook daarbuiten steekt hij zijn gedachten niet onder stoelen of banken. Collega-artsen zijn niet altijd even blij met Smalhout’s onafhankelijke opvattingen en meningsuitingen. Hun ongenoegen schoot 34 jaar geleden wortel toen hij publiceerde dat er jaarlijks minstens 200 patiënten stierven als gevolg van fouten in de anesthesiologie. Zijn publicaties worden hem dus zeker niet door iedereen in dank afgenomen. ‘Gehaat door collega’s, geliefd bij patiënten’, aldus artsenvakblad Medisch Contact in een portret twee jaar geleden. Het blad noemt hem ‘de professor van het volk’.

Smalhout liet en laat zich niet beteugelen of de mond snoeren. Hij maakt zich nog steeds zorgen over de ontwikkelingen op zijn vakgebied, vertelt hij in een gesprek in zijn woning in Bosch en Duin. “De reguliere geneeskunde is een vorm van geneeskunde geworden, waarbij opvallend weinig aandacht is voor de patiënt als mens. Patiënten worden er zo snel mogelijk doorheen gedraaid. Artsen in sommige ziekenhuizen krijgen van hun management niet meer dan zes minuten en dertig seconden per patiënt. Als een patiënt het moeilijk heeft, is er dus geen tijd om daar over te praten.” Patiënten die volgens de reguliere regelen der geneeskunst niet meer te genezen zijn, worden niet zelden bot naar huis gestuurd, vindt Smalhout.
Hij bootst zo’n gesprek tussen arts en uitbehandelde patiënt na. “Luister mevrouw, u heeft geen chronische bronchitis, maar het is helaas longkanker. In uw beide longen. Opereren, bestralen en chemotherapie hebben geen zin meer in dit stadium. Wij denken dat u niet langer te leven heeft dan drie, vier maanden. U hoeft niet meer terug te komen, maar hier heeft u het nummer van de pijnpoli.”

Piskijkers
Smalhout valt even stil. Zegt dan fel: “Die mensen krijgen een diagnose en een doodvonnis in twee minuten, waarna ze nooit meer terug hoeven te komen.” Zeggen dat je niet meer terug hoeft te komen, is het ergste dat een arts kan doen”, vindt hij, “want daarmee wordt alle hoop ontnomen. Dat is het meest kostbare wat de mens heeft. Hoop. Zonder hoop kan een mens niet leven. Ook stervende mensen niet. En dan zegt de Vereniging tegen Kwakzalverij: dat mag je niet zeggen, want er is geen hoop. Over drie maanden zijn ze dood.”
Smalhout is wars van clubs met belangenbehartigers; hij laat zich liever overtuigen door wetenschappelijk onderzoek, logica en succesvolle voorbeelden uit de geneespraktijk. Daarom is hij nooit een tegenstander geweest van alternatieve of complementaire geneeswijzen. “Ik sta overal kritisch tegenover, maar ik vind het onwetenschappelijk overal á-priori afwijzend tegenover te staan. Zodra een arts zegt: ‘je mag uitsluitend het ene doen en niet het andere’, is hij verkeerd bezig.”
“We moeten niet vergeten dat de huidige reguliere geneeskunde, die als enige zaligmakende wordt aanbevolen door de Maatschappij der Geneeskunde, in zijn geheel is voortgekomen uit de alternatieve geneeskunde.” Drie tot vier eeuwen geleden had je bijvoorbeeld de piskijker, vertelt Smalhout. Die deed de urine in een glas, hield dat tegen het licht en bestudeerde dat. Latere dokters hadden een urinaal, een fles om de urine in te doen en zo op dezelfde manier te bekijken. “Aan urine kun je veel zien. Troebele urine duidt meestal op een ontsteking van de blaaswand. Bacteriën scheiden eiwitten af die de structuur troebel maken.” Ook uit de kleur zijn aandoeningen te verklaren. Een lichtgele kleur is normaal. “Als het kleurloos is, worden allerlei (kleur)stoffen niet uitgescheiden en dat duidt op nierfunctiestoornissen. Bij leverafwijkingen kan urine zelfs donkergeel tot bruin gekleurd zijn. Mensen die geelzucht hebben, beginnen hun eigen gal uit te plassen. Als de urine rood kleurt, zit er bloed bij. Dan kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van een blaascarcinoom. Of nierstenen.”

Ook aan de geur (en zelfs smaak) van urine leidde men dingen af. “Bij bepaalde afwijkingen heeft het een heel typische geur. Zoete urine betekent dat er suiker in komt en dan heb je diabetes. Het is natuurlijk een grove test, maar een gezond mens plast geen suiker.” Kortom, de urine was de basis van de geneeskunde, aldus Smalhout. “Tegenwoordig zeg je: dat is alternatief, maar een groot deel van de moderne geneeskunde berust erop.” Artsen in opleiding leren het niet meer, omdat urinemonsters tegenwoordig getest worden in scheikundige laboratoria. Daarmee gaat een hoop kennis aan de artsen voorbij.

Toevallige ontdekkingen
Vroeger pasten genezers ook behandelingen toe zonder precies te weten hoe de werkzaamheid te verklaren was, vervolgt Smalhout. “Eeuwenlang gaven mensen kinine, uit de bast van kininebomen, tegen koortsaanvallen. Dat dit middel specifiek werkte bij malaria was een toevallige ontdekking. Indianen ontdekten dat het water van een met kininebomen omringd meer hielp tegen koorts. Toverij, dachten ze toen.”
Een ander voorbeeld is digitalis, het gif van de vingerhoedsplant. “Vooral de paarse bloemen bevatten een stof, waarmee kruidenvrouwtjes hartaandoeningen behandelden. Ze ontdekten dat het fijngestampte poeder van de digitalis mensen als waanzinnigen deed plassen. Hierdoor raakten ze vocht kwijt dat ze in hun voeten en benen vasthielden door een verstoorde functie van de hartpomp. Het werkte, maar ze wisten niet precies hoe en waarom.”
Nu is bekend dat digitalis de hartfrequentie remt, de onregelmatige hartwerking kalmeert en de contractiekracht van het hart bevordert, waardoor mensen oedemen kwijtraken. “Een toevallige vondst in de zogenaamde kwakzalverij, die naderhand is overgenomen door de reguliere geneeskunde tot op de dag van heden.”
Zo zijn er veel meer ‘alternatieve’ benaderingen die nu regulier heel gangbaar zijn. Smalhout pleit daarom voor bescheidenheid in doktersland: “Wij weten maar ten dele waarom dingen soms werken. Daarom moet je niet per definitie alles afwijzen waarvoor je nu (nog) geen verklaring hebt. Waarom zou je het niet accepteren als complementaire vorm?”

Criminelen
Professor Smalhout leed zijn hele leven aan chronische migraine. “Zo heftig, dat ik minstens een keer per week een hele dag niet kon werken. Dan moest ik de hele dag overgeven en was te ziek om uit mijn ogen te kijken.”
Hij slikte medicijnen die de aanval soms beëindigden of onderdrukten, maar de migraine kwam altijd weer terug. Totdat hij twaalf jaar geleden een door kennissen aanbevolen acupuncturist bezocht. “Ik dacht bij mezelf: het is een techniek die duizenden jaren oud is. Baat het niet, dan schaadt het niet.” Na een paar behandelingen verdween de migraine. “Het deed verdomd zeer, maar de migraine ging over. Ik heb er nooit meer last van gehad.” Ook ging hij in behandeling bij een orthomanueel therapeut, omdat hij een ondraaglijke pijn voelde in zijn rug na een open hartoperatie. “Als ik ’s ochtends wakker werd, kon ik niet overeind komen van de pijn.” Die pijn ontstond, zo bleek, doordat de gewrichten die de ribben aan de wervelkolom koppelen tijdens de hartoperatie overstrekt raakten. “Je borstkas wordt opengezaagd. Aan beide kanten komen klemmen te staan om de boel tijdens de ingreep uit elkaar te houden. Daarmee overstrek je de scharnieren aan de achterkant. Alsof je de deur naar de verkeerde kant dicht wil doen.”
Smalhout ging naar dokter Mayta Sickesz, een afgestudeerd arts die op de ‘erelijst’ van de kwakzalvers destijds de eerste plaats genoot. “Zij zette een rubberen hamer en beitel diep op bepaalde plekken op mijn rug en sloeg er met geweld op. Ik kromp ineen van pijn.” Toen de behandeling voorbij was, maakten ze een vervolgafspraak. Terug in zijn auto had hij het gevoel dat hij door een stel criminelen in elkaar geslagen was. “Thuis kon ik amper uit de auto komen. “Daar ga ik niet meer naartoe”, zei hij tegen z’n vrouw en kroop vervolgens van ellende in bed. “De volgende morgen stond ik zomaar ineens overeind naast mijn bed; dat was voor het eerst sinds de operatie. Een deel van de pijn was weg. Ik ben nog een paar keer terug gegaan; nu heb ik nergens meer last van.”

Antistoffen en kanker
In het ontstaan en de behandeling van kanker verdiepte hij zich niet uitputtend. “Dat is mijn vak niet.” Maar hij gelooft er stellig in dat de ziekte kan ontstaan door een aantasting van het immuunsysteem. “Soms heb je twee mensen die vreselijk veel van elkaar houden. Als één van de twee sterft, is de ander binnen zes weken dood. Van verdriet, zeggen de mensen dan. Ik geloof iets anders, namelijk dat het verdriet over het verlies van de partner het immuunsysteem ernstig aangetast heeft. Er is dan geen weerstand meer tegen dingen waar anders waar wel weerstand tegen was. Als je op zo’n moment ten prooi valt aan een kwaadaardige infectie, bijvoorbeeld een longontsteking, kan je binnen een paar dagen dood zijn, terwijl je er anders nooit last van gehad zou hebben.”
Ziekten ontstaan pas als je zoveel kwaadaardige bacteriën binnenkrijgt dat het lichaam het niet meer aankan. “Het is bekend dat de kwaliteit en productiesnelheid van immuunstoffen voor een groot deel afhankelijk zijn van je geestelijke toestand. Mensen met stress hebben een erg zwak immuunsysteem en worden vaak slachtoffer van de meest gewone ziekten.Het lichaam produceert dan niet voldoende antistoffen.”

Voeding en kanker
“In ons lichaam schijnen regelmatig kleine kankercellen te ontstaan. Cellen die het spoor bijster zijn en zich kwaadaardig kunnen gaan ontwikkelen. Het feit dat je geen kanker hebt, betekent dat je voldoende antistoffen bezit. Het klinkt mij allemaal erg logisch in de oren.” Vanuit diezelfde logica ziet hij een duidelijke relatie tussen voeding en kanker. “Overtuigend is dat bepaalde soorten kanker alleen maar voorkomen bij volken met een afwijkend voedingspatroon. Maagkanker is in Japan aan de orde van de dag, terwijl het hier nauwelijks voorkomt.” Of voeding essentieel is in de preventie van aandoeningen durft hij niet te zeggen. “Leefstijl is belangrijk. Roken en alcohol hebben een slechte invloed op het lichaam. Het lijkt me logisch dat dit ook voor voedingsmiddelen geldt. Zeker als een bepaald consumptiepatroon lange tijd aanhoudt.”
Onlangs gaf hij een lezing over de gevolgen van sommige nieuwe bemestingstechnieken in de landbouw. “Eeuwenlang had je stallen met stro die iedere dag uitgemest werden, en ieder jaar werd de mest uitgereden over het land. In de bio-industrie van tegenwoordig lopen de koeien niet meer op stro, maar op rasters – wat vreselijk is voor die beesten. Alles wat ze produceren, valt door die rasters heen. Dan krijg je geen normale mest, maar een vloeibaar mengsel van ontlasting en urine dat chemisch gaat ontleden en zeer giftige stoffen als ammoniak en blauwzuur produceert. Als je dat over het land verspreidt, krijg je een ernstige milieuvervuiling. Daarom moet het tegenwoordig onder het grondoppervlak worden ingespoten. Wat blijkt nu: dat spul is zó giftig dat al het microleven in de grond, dat verantwoordelijk is voor de productie van vitaminen en mineralen zoals kalium, natrium, ijzer, chloor en koper, dood gaat. De planten die op deze grond groeien krijgen die stoffen niet meer. Ze zien er fantastisch uit, dat wel, maar er zitten geen voedingsstoffen meer in. Hier is een eeuwenoud systeem verstoord door een nieuwe techniek ten nadele van onze gezondheid”, aldus Smalhout. “Daarmee is de relatie tussen voeding en het ontstaan van zieke cellen wat mij betreft wel degelijk bewezen. Cornelis Moerman zou best nog wel eens een keer gelijk kunnen krijgen.”